Péter Esterházy (1950–2016)
Auteur van Harmonia caelestis
Over de Auteur
Péter Esterházy was born in Budapest, Hungary on April 14, 1950. He received a mathematics degree in 1974 before becoming a writer. His major works included Celestial Harmonies, A Little Hungarian Pornography, and The Glance of the Countess Hahn-Hahn (Down the Danube). He received the Kossuth toon meer Prize, Hungary's highest cultural distinction, in 1996 and the Peace Prize of the German Book Trade in 2004. He died from pancreatic cancer on July 14, 2016 at the age of 66. (Bowker Author Biography) toon minder
Fotografie: Péter Esterházy, Leipzig Book Fair 2013 By Lesekreis - Own work, CC0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=25209211
Werken van Péter Esterházy
Los verbos auxiliares del corazón. Introducción a las bellas letras. (1985) — Auteur — 102 exemplaren
És mesélni kezdtem 3 exemplaren
Körkép 79: harminchárom mai magyar elbeszélés — Auteur — 1 exemplaar
Über die Stühle, das Sitzen und das Zwischen. Das G.-Tagebuch: Münchner Rede zur Poesie XII… 1 exemplaar
Jednostavna priča zarez sto stranica 1 exemplaar
The Miraculous Life of Prince Bluebeard (in 20th Century Hungarian Short Stories - BART) 1 exemplaar
Život i književnost 1 exemplaar
Gerelateerde werken
The Art of the Story: An International Anthology of Contemporary Short Stories (1999) — Medewerker — 345 exemplaren
Description of a Struggle: The Vintage Book of Contemporary Eastern European Writing (1994) — Medewerker — 77 exemplaren
McSweeney's Issue 42 (McSweeney's Quarterly Concern): Multiples (2013) — Translator/Contributor — 62 exemplaren
The Wall in My Head: Words and Images from the Fall of the Iron Curtain (2009) — Medewerker — 54 exemplaren
Tagged
Algemene kennis
- Gangbare naam
- Esterházy, Péter
- Pseudoniemen en naamsvarianten
- Csokonai Lili
- Geboortedatum
- 1950-04-14
- Overlijdensdatum
- 2016-07-14
- Geslacht
- male
- Nationaliteit
- Hongarije
- Geboorteplaats
- Budapest, Hungary
- Plaats van overlijden
- Budapest, Hungary
- Woonplaatsen
- Budapest, Hongarije
- Opleiding
- Eötvös Loránd University, Budapest
- Beroepen
- wiskundige
schrijver - Organisaties
- Deutsche Akademie für Sprache und Dichtung
- Prijzen en onderscheidingen
- Vilenica International Literary Prize (1988)
Friedenspreis des Deutschen Buchhandels (2004)
Kossuth Prize (1996)
Leden
Discussies
Group Read, November and December 2022: Celestial Harmonies in 1001 Books to read before you die (november 2022)
Besprekingen
Lijsten
Prijzen
Misschien vindt je deze ook leuk
Gerelateerde auteurs
Statistieken
- Werken
- 68
- Ook door
- 14
- Leden
- 1,603
- Populariteit
- #16,081
- Waardering
- 3.9
- Besprekingen
- 32
- ISBNs
- 255
- Talen
- 24
- Favoriet
- 4
Het “meer” wordt al verklaard op de flaptekst: “Een roman als een reisboek. Een reisboek als een roman. Péter Esterházy voert ons stroomafwaarts langs de Donau, van de bron bij Donaueschingen via Ulm, Passau, Wenen, Bratislava, Boedapest en Novi Sad tot aan de monding van de rivier in De (sic) Zwarte Zee. En ondertussen vertelt hij over de geschiedenis en de cultuur van (Midden-)Europa, waarvan deze rivier de slagader is.” Gezien de geschiedenis en de cultuur van Midden-Europa me interesseren en het niet meer dan normaal is dat die bij zo’n reis langs de Donau een rol, zoniet de hoofdrol, spelen, was die uitleg voor mij extra aanleiding om het boek te kopen (voor een appel en een ei trouwens, zoals meestal).
“Wat Esterházy te berde brengt is grotendeels echter ook persoonlijke geschiedenis”, gaat de flaptekst verder. “Neem het verhaal van de in moreel opzicht bedenkelijke bohémien oom Roberto, met wie de nog jonge Esterházy lang geleden zijn eerste tocht langs de Donau heeft gemaakt. Deze oom verdwijnt op zeker moment om pas jaren later geestelijk en lichamelijk toegetakeld vrij te komen uit een gevangenis waar hij heeft vastgezeten als dubbelspion. Of neem de figuur van de zeer liefdevol beschreven vader en een hele rij plastisch geportretteerde zonderlinge verwanten, herbergiers, kamerverhuursters, meisjes en vrouwen. Esterházy is er als geen andere schrijver in geslaagd de eigen geschiedenis te verweven met het grote Europese geschiedverhaal.” Dáár gaat het helaas mis. De “echter ook” in “Wat Esterházy te berde brengt is grotendeels echter ook persoonlijke geschiedenis” staat daar namelijk te veel. Dit Stroomafwaarts langs de Donau is gewoon “grotendeels persoonlijke geschiedenis”. En die persoonlijke geschiedenis overwoekert de oevers van de Donau waarlangs je verwacht te zullen reizen.
Stroomafwaarts langs de Donau is simpelweg een persoonlijk verhaal, verkleed als reisverhaal, en daar heb je als geïnteresseerde in de Donau en zijn geschiedenis gewoon niet zoveel aan. Net zomin als aan dat persoonlijke verhaal trouwens, want, zoals telkens weer vermeld wordt over de in 2016 aan alvleesklierkanker overleden schrijver: fictie en feiten worden zo door elkaar gemengd dat je ze niet meer kan onderscheiden. Niet alleen in dit werk trouwens, maar ook in andere van zijn hand, zoals Harmonia Caelestis (uit 2000), waarin hij de geschiedenis van zijn familie, het eeuwenoude Hongaarse geslacht Esterházy, vertelt.
Alleen wie zo goed als niks weet over de Hongaarse geschiedenis kent die naam misschien niet, maar Péter Esterházy mocht zichzelf nog steeds “graaf” noemen. Alsof je dan nog geen boeiende geschiedenis genoeg kan vertellen, boven op de Wahrheit ook nog een beetje Dichtung gaan gooien, is er zoniet óver, dan toch minstens overbodig. Dat bleek ook toen hij twee jaar na het verschijnen van Harmonia Caelestis een Verbeterde Editie de wereld in stuurde: hij was er intussen achtergekomen dat zijn door hem zeer geliefde vader voor de communistische geheime dienst had gewerkt en in die hoedanigheid zelfs een rapport over Péter had opgesteld. Als je er rekening mee houdt dat de familie in 1950 was gedeporteerd naar de Hortobágy (een enorme steppe die tegenwoordig grotendeels beschermd is als natuurgebied, maar in die jaren de Hongaarse Goelag-archipel omvatte), is dat ongetwijfeld extra pijnlijk (maar ook weer typisch menselijk).
Maar terug naar Stroomafwaarts langs de Donau: ook daarin toont Esterházy dat hij niet onterecht omschreven wordt als een “postmoderne” schrijver (aldus Wikipedia), wiens stijl zich kenmerkt “door speelsheid, intertekstualiteit en humor” en wiens “verhouding tot andere schrijvers (…) tweeslachtig [is]: langs de ene kant bewijst hij hun (sic) in zijn werk vaak een (sic) eer, langs de andere kant speelt hij met hen (vaak door middel van intertekstualiteit)”. Voor wie dat allemaal té onbegrijpelijk is: Esterházy schreef zéér intellectualistisch. Verwijzingen naar andere schrijvers à volonté (en voor mij, eerlijk gezegd, tegen mijn volonté in), drie-vier teksten door elkaar husselend, in die mate dat het niet zozeer meer interessant is als wel interesse dodend. Ik twijfel er niet aan dat de prijzen uitdelende kliek hier wel wat mee kan, maar ik ben nu eenmaal een simpele jongen uit de grote massa en wordt niet bijzonder graag op mijn zenuwen gewerkt tijdens het lezen van een boek.
Ik had dus graag gezien dat de persoonlijke geschiedenis wat méér de geschiedenis van het land en de stroom was geweest, dat die hele geschiedenis niet bedolven werd onder trucjes en name dropping, en dat ik wat meer van de Donau had waargenomen. Interessant uiteraard dat ik te weten kwam dat de bron van de Donau … niet bestaat (en dus in tegendeel tot wat de flaptekst vertelt niet bij Donaueschingen ligt), dat er enige discussie is over wat nu eigenlijk uitmondt in wat in Passau (als ik het goed begrepen heb is de Inn daar al langer op weg dan de Donau en zou de rivier dus verder ook Inn kunnen heten), dat ie ergens bij Immendingen plotseling de grond induikt, en dat de Donau waar ie uitkomt in de zee zodanig versplinterd is dat het nauwelijks te bepalen is wat daar nog de hoofdader is (wist u trouwens – dat las ik op een tentoonstelling over de rivier die ik onlangs bezocht – dat de Donau, in tegenstelling tot andere rivieren, stroomopwaarts gemeten wordt en dat het beginpunt daarbij enige kilometers landinwaarts wordt vastgesteld?), maar méér – tsja – feiten had best gemogen.
Wat overigens niet wil zeggen dat de vermenging van Donau-verhaal en persoonlijk verhaal geen mooie tekst kan opleveren. Dit stukje bijvoorbeeld uit hoofdstuk 7, De burcht van Blauwbaard: “Langzaam kwam ik achter die nieuwe tegenstrijdigheid die het hele huis net zo vulde als de overstroming van de Donau in 1970 de botenloodsen in Rómaifürdő.” Of, uit datzelfde hoofdstuk, “Ik gaf oom Adalbert, met wie ik nergens door verbonden werd, een hand, maar toen ik zijn kleine, tere, fluwelige hand beetpakte als die van een kind, kwam er een soort warmte over me, misschien wel dezelfde sentimentaliteit als bij de Y van de Breg-Brigach, en ik sloeg een arm om hem heen.” Of dit, uit hoofdstuk 8, Iets ergs: “Terecht stelt de accurate Thomas Mann vast: reiziger is hij wie het reizen moeite kost. Het kwam voor dat hij gewoon niet verder kon, niet door kon reizen. Daar maakte hij dan pas op de plaats, net als het late Kád ár-tijdperk of een dode tak van de Donau; hij bleef steken.”
Maar dat soort dingen, samen met met mijn herinneringen samenvallende stukjes uit het boek – dat van de “studenten [die] blikjes te gelde maakten met het opschrift ‘De laatste adem van het socialisme’”, bijvoorbeeld, blikjes waarvan ik er helaas géén kocht in Memento Park, het asielcentrum voor communistische standbeelden in Budapest –, of “discussies” over het feit dat Hongarije in Midden-Europa ligt en niet in Oost-Europa (wat uiteraard klopt, maar door de meeste mensen niet begrepen wordt omdat ze alles voorbij Wenen nog steeds, zoals toen de Sovjets er nog heersten, makkelijkheidshalve als “Oost-Europa” aanduiden), of het verhaal van de selfmade en door de communistische dictatuur weer unmade vrouw Rákhel Vida, maken het gekunstelde van het verhaal-in-het-verhaal-in-het-verhaal geenszins goed. “(Al dan niet) geraadpleegde vakliteratuur” is best grappig, maar hoofdstukken aanduiden als De waarheid, Het vervolg van de waarheid, Het vervolg van het vervolg van de waarheid, Het vervolg van het vervolg van het vervolg van de waarheid en Vervolg enzovoorts is de grap meer dan ver voorbij.
Zo ongrappig wellicht als de benaming “gezelligste barak van het Oostblok”, zoals Hongarije in de jaren zeventig aldaar genoemd werd: “Van binnen was de gezelligste barak niet gezellig, niet gezellig en ook niet triest,” aldus Esterházy, “maar grauw, en binnen merkte je ook niet dat het een barak was, wat je zag was alleen het linoleum, het plakband, de spuitbus, de speciale combinatietang, de Bonanza-kastenwand of wat dan ook, van binnen zag je alleen de enorme moeite die het gekost moest hebben, al dat plastic, skai, schuimplastic, het gelijm, dat vervangen van wat niet verkrijgbaar was, de strips uit Hongkong om de kieren te dichten, al dat getob, het massagoed, die gimmicks, afgestompt zijn en vindingrijk, amnesie en alertheid, al datgene waaruit die gebouwd was en waarvan je niet te weten kwam wat voor iets het was, maar iets was het wel, want er leefden (zeg maar irreëel, niet-bestaand) mensen in, het was iets dat bij elkaar was geraapt, in elkaar geflanst, geprutst: geflutseld.”
Met dat stukje tekst wil ik deze bespreking beëindigen. Net omdat het zo “mooi” aantoont wat ik wil zeggen: de stijl van de schrijver is bij momenten zó ergerlijk dat zelfs stukken tekst die je interessant vindt, waarin je je kan inleven, om zeep geholpen worden. Dit is dan wel geen l’art pour l’art, maar stijl om de stijl is het wel.… (meer)