Michael Foley (1)
Auteur van Absurde overvloed waarom het zo moeilijk is om gelukkig te worden
Voor andere auteurs genaamd Michael Foley, zie de verduidelijkingspagina.
Werken van Michael Foley
Tagged
Algemene kennis
- Geboortedatum
- 20th c CE
- Geslacht
- male
- Land (voor op de kaart)
- United Kingdom
- Woonplaatsen
- Northern Ireland, UK
London, England, UK
Leden
Besprekingen
Misschien vindt je deze ook leuk
Gerelateerde auteurs
Statistieken
- Werken
- 9
- Leden
- 482
- Populariteit
- #51,208
- Waardering
- 3.8
- Besprekingen
- 12
- ISBNs
- 121
- Talen
- 4
- Favoriet
- 1
Desalniettemin landt de aanklacht van Foley - we barsten van de welvaart, maar zouden tegelijkertijd diep ongelukkig zijn - in vruchtbare aarde. In het buitenland was 'Absurde overvloed' al een bestseller en in Nederland is het boek inmiddels ook toe aan de derde druk in drie maanden tijd. Op het omslag prijst Tom Barman, frontzanger van de Belgische band dEUS, het boek aan als 'Mijn favoriete boek'.
Geluk
Volgens de zeventiende-eeuwse filosoof John Locke moet er een verband zijn tussen de kracht waarmee iemand zijn opvattingen uitdraagt en het bewijsmateriaal waarmee hij ze schraagt. Gezien de ferme toonzetting van Foley mogen we dus een stevige onderbouwing verwachten. Het omgekeerde blijkt het geval. Hoe bouder de uitspraak, hoe minder hij zich aantrekt van relevant feitenmateriaal. Zo is de centrale stelling dat frustratie alom tegenwoordig is lang niet zo onomstreden als de auteur doet voorkomen.
Empirisch onderzoek wijst namelijk in tegengestelde richting. Eerder dit jaar maakte ontwikkelingseconoom Jeffrey Sachs van Columbia University in New York de resultaten van zijn onderzoek bekend. Daaruit blijkt dat je voor geluk juist in het door Foley zo verfoeide Westen moet zijn. Van alle landen zijn er maar drie waarvan de bevolking gelukkiger is dan in Nederland: Denemarken, Finland en Noorwegen. Overigens is deze score geen eenmalige uitschieter. Eerdere onderzoeken laten vergelijkbare resultaten zijn, net zoals ze Zimbabwe en Sierra Leone steevast aanwijzen als hekkensluiters.
Deze bevindingen staan op gespannen voet met het veronderstelde onvermogen om gelukkig te zijn. Net zoals ze de suggestie van Foley logenstraffen dat een hongerige boer uit Afrika zichzelf minder beklagenswaardig zou kunnen vinden dan de rijke westerling die vindt dat hij recht heeft op van alles. Met de belabberde positie van veel Afrikaanse landen op de geluksladder in het achterhoofd klinkt deze uitspraak eerder schril dan overtuigend.
Speeltjes
Nieuw is de aanklacht van Foley echter allerminst. De volgevreten, maar ongelukkige westerling die hij beschrijft is een terugkerend motief in de cultuurkritiek, evenals de verbetenheid waarmee deze figuur wordt bestreden. Een paar jaar terug voerde Rob Riemen, directeur van het Nexus-instituut in Tilburg, hem op in 'De eeuwige terugkeer van het fascisme' (2010). De titel suggereert een analyse van het fascisme, maar het boekje leest als een oorlogsverklaring aan de massamens die zich zou laten leiden door plat materialisme. "We hebben het mooiste speelgoed dat een mens ooit heeft bezeten. Wat een hoop vermaak! Nog nooit zoveel speeltjes! Maar wat een zorgen! Nog nooit zoveel paniek!"
Riemen ontwaart dezelfde paradox als Foley wanneer hij stelt: "Ondanks alle stimuli, maakbaarheid en gemak is de mens er niet gelukkiger op geworden". En evenals bij Foley schiet de feitelijke onderbouwing erbij in. Hij poneert zijn stellingen eerder dan dat hij ze beargumenteert.
Onwillekeurig rijst de vraag hoe lang cultuurcritici de ondergang van het avondland kunnen voorspellen zónder dat ze aan geloofwaardigheid inboeten. Soms lijkt het wel 'eeuwig Armageddon'. De term komt van Joost Zwagerman, die een gelijknamig essay heeft geschreven over het onderwerp, en duidt erop dat zich steeds weer nieuwe cultuurpessimisten aandienen met dezelfde vijf-voor-twaalf-boodschap. Uit het essay van Zwagerman blijkt dat het al zeker honderd jaar vijf voor twaalf is - als het niet langer is.
Niet alleen lijkt het betoog van Foley op dat van Riemen; op zijn beurt klinkt Riemen als een echo van de Franse dichter Paul Valéry, die hij dan ook instemmend citeert. "Een Shakespeare, Descartes, de dichters en denkers, de onvervangbare intellectuelen, zij hebben geen nut meer." Veelzeggend is het jaartal waaruit de uitspraak van Valéry stamt: 1920. Inmiddels zijn we bijna een eeuw verder en de stukken van Shakespeare blijken juist een vaste waarde op de toneelkalender, net zoals er telkens nieuwe herdrukken en vertalingen van zijn oeuvre blijven verschijnen. Dus hoezo is de rol van de Engelse bard uitgespeeld?
Vergelijking met politici
Het weerhoudt Riemen er niet van om de jobstijding van Valéry aan te halen alsof verdere toelichting overbodig is. De vergelijking met politici dringt zich op. Als zij boude beweringen doen zonder zich te bekommeren om de waarheid ervan, krijgen ze een tik op de vingers van fact-checkers. Fact free politics vinden we onwenselijk, maar hoe zit het eigenlijk met de filosofie?
Menig filosofieboek overleeft een confrontatie met de feiten nauwelijks of moet naar aanleiding hiervan in elk geval fors aangepast worden. Zo ook de meest recente faillietverklaring van de maatschappij door Foley. Want niet alleen kan hij moeilijk volhouden dat geluk een zeldzaamheid is, ook het materialisme tiert niet zo welig als hij doet voorkomen. Zo is zijn bewering dat werknemers hun baan vooral zien als middel om zo snel mogelijk zo veel mogelijk geld te verdienen misplaatst.
"Tevredenheid met het werk wordt niet hoofdzakelijk bepaald door geld of door status, maar door de mate van persoonlijke verantwoordelijkheid", betoogt Foley. "Toch erkennen werknemers dat zelden." Het eerste klopt, het tweede niet. Dat wijst de Nobiles Motivatie Monitor 2011 uit, die onderzoek doet naar drijfveren van hoogopgeleide laatstejaars studenten en starters. "Het salaris bepaalt nu voor nog maar 13 procent van de studenten en starters het plezier in het werk. Dat was 30 procent in 2008. Een ruime meerderheid (63 procent) vindt plezier in het werk belangrijker dan het salaris. In 2008 lag dit op 43 procent." Het lijkt er dus op dat Foley zich uitspreekt tegen een maatschappelijk verschijnsel dat niet bestaat, in elk geval niet op de schaal die hij suggereert.
Langdurige interesse
Vaak compenseert Foley de afwezigheid van feitelijke onderbouwing met anekdotes uit de privé-sfeer. Zo moet zijn ervaring bij een concert van Bruce Springsteen, waarvan hij genoot terwijl andere concertbezoekers vroegtijdig vertrokken, bewijzen dat tegenwoordig niemand nog in staat is tot langdurige interesse. In plaats daarvan zou 'chronische algemene onverschilligheid' heersen.
Weer is de alarmerende toonzetting in tegenspraak met de resultaten van empirisch onderzoek. In elk geval is van wijdverbreide apathie geen sprake als het aankomt op vrijgevigheid. Dit najaar verschenen twee rapporten, van ABN Amro en PanelWizard, over het geefgedrag van Nederlanders. Beide tonen hetzelfde beeld: goede doelen hebben amper last van teruglopende gulheid. Heel verbazingwekkend is de onbaatzuchtigheid niet. In 2010 concludeerde het Centraal Bureau voor de Statistiek al dat Nederlanders Europees kampioen vrijwilligerswerk zijn.
Tegen deze achtergrond verliest het betoog van Foley aan zeggingskracht. Doorslaggevend is daarbij niet eens dat empirische onderzoeken het onderuit zouden halen. Op hun beurt zijn die onderzoeken ongetwijfeld ook weer vatbaar voor kritiek. Alleen laat Foley na ze te kritiseren waar dat nodig mocht zijn. Ze krijgen domweg geen plaats in zijn boek. Het resulteert in fact free filosofie die blijft steken in de vrijblijvende oppervlakkigheid waar 'Absurde overvloed' juist zo luidruchtig voor waarschuwt.… (meer)