Afbeelding van de auteur.

Frédéric Gros (1) (1965–)

Auteur van Wandelen een filosofische gids

Voor andere auteurs genaamd Frédéric Gros, zie de verduidelijkingspagina.

15+ Werken 753 Leden 22 Besprekingen

Werken van Frédéric Gros

Wandelen een filosofische gids (2011) 564 exemplaren
Michel Foucault (1996) 25 exemplaren
Le Principe Sécurité (2013) — Auteur — 19 exemplaren
Foucault et la folie (1997) 9 exemplaren
Les mysteres de la femme (2016) 4 exemplaren
Creation et folie (1997) 2 exemplaren
Possédées (A.M. ROM.FRANC) (2016) 2 exemplaren
Le Guérisseur des Lumières (2019) 1 exemplaar

Gerelateerde werken

Tagged

Algemene kennis

Geboortedatum
1965-11-30
Geslacht
male
Nationaliteit
France
Beroepen
philosopher

Leden

Besprekingen

Bijna drie jaar geleden besprak ik voor TeKoS, het conservatief-cultureel tijdschrift waarvoor ik elke drie maanden mijn bijdrage mag leveren, het boek Wanderlust van Rebecca Solnit. Die History of walking, daterend uit 2001, was toen net verschenen in het Nederlands, en ik zag het als “fervente” wandelaar wel zitten de bespreking ervan op me te nemen. Wandelen – Een filosofische gids is een iets ander verhaal. Dat verscheen in het Frans in 2008 (Marcher, une philosophie), maar werd “al” in 2013 naar het Nederlands vertaald door Liesbeth van Nes en ook in dat jaar voor het eerst gedrukt en uitgegeven bij De Bezige Bij. Maar mijn exemplaar van het boek is er eentje van de “twaalfde, herziene en uitgebreide druk mei 2022”, die, aldus de achterflap, effectief “geheel herzien” is en “acht nieuwe hoofdstukken [bevat]”. Helemaal los van elkaar staan beide boeken echter niet. Ze hebben uiteraard beide wandelen als onderwerp, maar Frédéric Gros verwijst behalve naar een hele hoop andere vrouwen – die hij om een of andere reden in het bijzonder voor zich wenst in te nemen – ook naar Rebecca Solnit, “die als eerste wist te beschrijven en aan te kaarten wat het vrouwen kostte om alleen te wandelen”.

Ik zou u verder ook nog wat feitjes kunnen meegeven uit de loopbaan van Gros, maar daar valt eigenlijk niet zoveel over te zeggen zonder dat ik uren ga delven op het internet: hij is – deu-euh! – filosoof, gespecialiseerd in Michel Foucault (ook al een filosoof, maar dan een dooie), professor in Parijs, auteur van een elftal boeken (Marcher, une philosophie inbegrepen), winnaar van een drietal prijzen (Prix Bordin in 2007, Prix du livre incorrect in 2018, en Prix lycéen du livre de philosophie in 2019), en heeft de waarheid niet in pacht. Op de achterflap lees ik namelijk dat “voor lopen [lees: wandelen, noot van mij] geen scholing, techniek, materiaal of geld nodig [is] (…) Alleen een lijf, ruimte en tijd” en het eerste hoofdstuk heet Wandelen is geen sport, maar da’s dus onzin. Wandelen zoals Gros dat ziet, is geen sport, maar wandelen zoals anderen dat zien, is wel degelijk een sport. “Als wandelaars elkaar ontmoeten”, schrijft hij, “gaat het niet over uitslagen of cijfers: je zegt langs welke weg je bent gekomen, welk pad een mooier landschap biedt, welk uitzicht je hebt vanaf dat ene voorgebergte”. En hij wil wel een beetje nuanceren door te zeggen dat er “heus wel geprobeerd [is] een markt van accessoires te creëren: revolutionaire schoenen, onvoorstelbaar goede sokken, doelmatige rugzakken, ideale broeken” en “een sportieve instelling te introduceren: men wandelt tegenwoordig niet meer, maar ‘doet aan trekking’”, maar (pun ongetwijfeld intended) “dat loopt zo’n vaart niet”. Snelwandelen, een sport die ik vele jaren heb beoefend, is echter wél een sport. Een sport waarvoor op z’n minst techniek nodig is, goede schoenen, kleren die niet al te zeer hinderen, en waarbinnen je wel degelijk mensen tegenkomt die het hebben over uitslagen of cijfers. De sport wordt bovendien vaak beoefend op piste, op een circuit (waarop je rondjes wandelt), en biedt nauwelijks aanleiding tot gesprekken over het landschap of de weg.

Een misser dus waarmee Gros zijn boek begint, en trouwens niet de enige. Hij stelt namelijk in datzelfde eerste hoofdstuk ook nog dat “als je wandelt, (…) er maar één ding [is] dat telt: de intensiteit van de hemel of de schittering van het landschap”. Wat fout geteld is en geen rekening houdt met het feit dat mensen ook wel kunnen wandelen zonder te kijken naar die hemel of dat landschap. Niet alleen ík doe dat bijna dagelijks (ik lees terwijl ik wandel), maar ook veel van de “personages” in zijn boek zijn niet in de eerste plaats bezig met de wereld om zich heen. “Personages” zoals daar zijn Arthur Rimbaud, Jean-Jacques Rousseau, Gérard de Nerval (niet De Nerval, zoals telkens weer vermeld), Friedrich Nietzsche, David Henry Thoreau, Mahatma Gandhi (zie ook mijn bespreking van De moord op de Mahatma van Koenraad Elst: https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2022/01/de-moord-op-de-mahatma-koenraad..., Søren Kierkegaard, Immanuel Kant, en Friedrich Hölderlin, om het maar te houden bij de mensen aan wie een apart hoofdstuk is gewijd. Rimbaud is op de vlucht en heeft geen poen (De drift om te vluchten), Rousseau loopt te dromen (Met open ogen lopen dromen), de Nerval verzinkt in melancholie (Het melancholieke dolen), Nietzsche wil vooral niet op z’n gat zitten (een feit waarmee ook het aan hem gewijde hoofdstuk Waarom ik zo’n goede loper ben begint), Thoreau wandelt omdat het sneller is (waarom wordt uitgelegd in De verovering van het wilde), Gandhi doet aan politiek (het hoofdstuk dat aan hem gewijd is, heet dan ook Mystiek en politiek), Kierkegaard doet het omdat het moet (De wandeling van Abraham), Kant deed het dwangmatig (Het dagelijks ommetje was een imperatief), en Hölderlin wandelde om god weet wat voor reden, maar werd er gek van (Wandelen waar de goden zich hebben teruggetrokken). Gros filosofeert er op los, maar naar een lijn zoeken in de verschillende hoofdstukken is niet echt een goed idee. Misschien ligt dat aan de uitbreiding met acht hoofdstukken, misschien is dat gebrek aan samenhang er altijd geweest, ik kan het niet zeggen, ik heb de eerste versie van het boek nooit gelezen.

Nu, wie niet naar die samenhang op zoek is en vertrekt vanuit een bereidheid de verschillende hoofdstukken werkelijk apart te lezen, kan er wel van genieten. Ook van die hoofdstukken over eerder genoemde filosofen, bijvoorbeeld, want door de focus op één van hun activiteiten, het wandelen, biedt Gros natuurlijk een… aparte kijk op die mensen.

Op Rimbaud bijvoorbeeld, die volgens Paul Verlaine, met wie hij een knipperlichtrelatie onderhield, een “man op windsnelle zolen” was, en volgens zichzelf “een voetganger, meer niet”. Ik kan me niet herinneren of Gaston Durnez het in zijn uit 2018 daterende boek (waaraan ik een kleine bijdrage mocht leveren en waarvan u de bespreking hier vindt: https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2018/10/een-mens-is-maar-een-wandelaar-... over Rimbaud heeft gehad, maar de titel daarvan doet toch wel sterk denken aan die uitspraak: Een mens is maar een wandelaar.

Of op Rousseau (“de hond van de verlichting”), die beweerde dat hij pas echt kon “denken, scheppen, creëren of geïnspireerd raken” als hij wandelde, maar misschien eerder alle moed kwijt raakte “alleen al [bij] het zien van een schrijftafel en een stoel”.

Of op Nietzche die “een voortreffelijk loper [moet] zijn geweest, met een groot uithoudingsvermogen [hij wandelde “tot acht uur per dag”, noot van mij]. Hij maakt er heel wat keren gewag van. Het wandelen in de buitenlucht was een soort element van zijn werk, de onveranderlijke begeleiding van het schrijven”, maar tevens een poging om van zijn hoofdpijnen af te komen: “(…) wandelen, lange tijd wandelen om de hamerslagen tegen zijn slapen te verjagen, af te leiden, te vergeten”.

Of op Thoreau die “de eerste filosofische verhandeling over het wandelen” schreef (toepasselijk Wandelen genoemd), weigerde zijn belastingen te betalen “bij wijze van protest tegen een regering die in oorlog was met Mexico en die de slavernij toestond”, en een “boekje over burgerlijke ongehoorzaamheid” schreef, maar uiteraard vooral bekend is vanwege zijn Walden-experiment, waarnaar later onze eigen Frederik van Eeden zou verwijzen toen hij zijn Bussumse “kolonie” Walden noemde.

Of op Gandhi, die dan wel geen boeken in brand liet steken, maar toch “geïmporteerde stoffen”, en met zijn “zoutmars” dan wel geen onmiddellijk politiek succes boekte, maar beslist niet alleen in de geest van Nehru, “zijn onvermoeibare kameraad, de eerste grote leider van het vrije India”, in de eerste plaats daarom herinnerd werd.

Of op Kant, “de klok van Koningsbergen”, die van z’n hele leven nooit z’n geboortestad Königsbergen (tegenwoordig Kaliningrad) verliet, maar wel elke ochtend om acht uur precies zijn huis om te gaan wandelen.

Of op Hölderlin die van Straatsburg via Colmar, Besançon en Lyon naar Bordeaux wandelde, vervolgens naar Parijs, en dan naar Stuttgart, waar hij aankwam als “een arme drommel, een verwilderde bedelaar. Ruig bebaard en zwijgend”, en naar eigen zeggen “Door Apollo geslagen”.

Maar ook op vele anderen, terug te vinden in de Bronnen-lijst, waaronder Jack Kerouac, Robert Louis Stevenson, Zhuang Zi, Ralph Waldo Emerson, Plato, Epicurus, Milan Kundera, Michel (Eyquem) de Montaigne, Charles Péguy, William Wordsworth, Xenophon, Marcel Proust, Pierre Corneille, Fernando Pessoa,... Evenvele verwijzingen naar verder leesvoer dus.

Maar Wandelen – Een filosofische gids gaat voor de duidelijkheid niet alleen over filosofen, schrijvers en tutti quanti, en hun kijk op wandelen plus de kijk van Gros op het wandelen in hun leven. Het gaat ook over – en de Inhoud volstaat al om dat te zien – Traagheid, Vrijheden, Eenzaamheid, Zwaartekracht, Energie, Stiltes, Eeuwigheden, De streling van de wegen, Gevoelens van welzijn, Dankbaarheid, Herhaling, Parken, enzovoort.

Over de noodzaak lange voettochten alléén te ondernemen, terwijl je dan toch vanzelf “met zijn tweeën” bent: “Vooral als je lange tijd hebt gewandeld. Ik bedoel dat er altijd, ook als je alleen bent, een dialoog gaande is tussen het lichaam en de ziel. Als het wandelen regelmatig gaat, ben ik bemoedigend, vleiend, complimenterend: die benen dragen me toch maar… Ik klop bijna op mijn dij als op de nek van een paard. Tijdens momenten van inspanning, al het lichaam het zwaar heeft, ben ik er om het bij te staan: vooruit, toe maar, je kunt het. Zodra ik wandel, ben ik meteen met zijn tweeën”. Een gevoel dat ik maar al te goed ken als voormalig snelwandelaar (want ik gebruik mijn lichaam wat dat betreft al jaren niet meer als broeder ezel, zoals Franciscus van Assisi dat in al zijn masochisme https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2022/02/troubadour-en-proleet-francesco... heeft gedaan).

Over Wandelende gekken, bijvoorbeeld Albert Dadas, die tijdens een van z’n – tsja, hoe noem je dat? – black-outs zelfs al wandelend in Moskou terecht kwam, daar aanzien werd “voor een samenzwerende nihilist” en bedreigd met verbanning naar Siberië, “wat hem bloedenthousiast maakt[e]”, want “zelfs in zijn stoutste dromen had hij nooit gedacht zo ver van huis te raken”. Graaf Frederik https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2022/09/graaf-frederik-of-de-beste-van-... in overdrive dus.

Over het pad en de weg en het verschil tussen die twee. Over wandelen als antigif voor “acedia, de verraderlijke kwaal die de ziel aanvreet”. Over het Jezusgebed. Over de “Lange Mars van Mao’s legers” en de mars naar Washington van Martin Luther King. Over “militaire défilés” en “feestelijke marsen”. Over gehoorzaamheid en slavernij. Over gyrovagi en pelgrims. Over de graven van Petrus, Paulus en Jacobus (het graf van die laatste was voor pelgrims “vooral makkelijker te bereiken” en bovendien was er “een andere reden voor het succes van de Jacobus-pelgrimage”: “de pracht van de weg erheen”). Over de wandelgewoonten van Griekse wijsgeren in het algemeen en de cynici in het bijzonder (“Altijd liepen ze te dwalen, te zwerven, over straat te slenteren. Als honden.”). Over de kant van Swann of de kant van Guermantes. Over le beau monde en de flaneur. Over nieuws: “We hoeven alleen maar lang en ver genoeg te lopen om ons af te vragen hoe we daar belangstelling voor konden opbrengen. Vergeleken met de trage ademhaling van de dingen lijkt het jachtige gehijg van alledag een ziekelijk soort opwinding”.

En over de wereld achter/voor het scherm: “Ik denk aan die schimmige binnenzitters. Tikkende vingers op een toetsenbord, online, zoals dat heet. Verbonden waarmee? Met informatie die van seconde tot seconde verandert, stromen beelden en getallen, tabellen en schema’s. Na het werk, in de metro of de trein, is de blik gekluisterd aan het scherm van de telefoon, weer een tik op de toetsen en langs flitsen de berichten, de beelden. De avond valt, het daglicht hebben ze niet gezien. Televisie: weer een scherm. In welke dimensie leven ze, wat is dat voor ruimte als er geen reliëf is?”

Allez, genoeg geschreven. En wat u betreft: genoeg gelezen. Ga een ommetje doen. En laat de schermen even thuis. Koop u bij terugkomst anders Wandelen – Een filosofische gids. Dit boek is driedimensionaal en minstens de moeite van het lezen waard. Al staat er dan geen nieuws in.

Björn Roose
… (meer)
 
Gemarkeerd
Bjorn_Roose | 19 andere besprekingen | Nov 11, 2022 |

Lijsten

Prijzen

Misschien vindt je deze ook leuk

Gerelateerde auteurs

Statistieken

Werken
15
Ook door
1
Leden
753
Populariteit
#33,776
Waardering
½ 3.6
Besprekingen
22
ISBNs
76
Talen
12

Tabellen & Grafieken