Afbeelding van de auteur.
37+ Werken 1,935 Leden 30 Besprekingen Favoriet van 5 leden

Over de Auteur

Robert Skidelsky, a professor of political economy at Warwick University, is also the author of Politicians and the Slump and Oswald Mosley. (Bowker Author Biography)

Reeksen

Werken van Robert Skidelsky

Keynes: The Return of the Master (2009) 302 exemplaren
Keynes: A Very Short Introduction (2010) 82 exemplaren
Oswald Mosley (1975) 39 exemplaren

Gerelateerde werken

GODS 5TH COLUMN (1981) — Redacteur, sommige edities44 exemplaren

Tagged

Algemene kennis

Leden

Besprekingen

Koen vander Meulen versie 25 juni 2014
Hoeveel is genoeg? Geld en het verlangen naar een goed leven. /Robert & Edward Skidelsky / ©2013 /De Bezige Bij Antwerpen / ISBN 978 90 8542 4642 Nederlandse vertaling door Pon Ruiter en Henny Corver van How much is enough? / Allen Lane / ©2012)
Bedenkingen
Baron Robert Skidelsky is een autoriteit op gebied van John Maynard Keynes. Hij schreef er een biografie over in drie delen die 4 prijzen kreeg. Hij is emeritus hoogleraar Politieke Economie aan de universiteit van Warwick in Engeland
In “Hoeveel is genoeg?” onderzoekt hij samen met zijn zoon Edward wat uitkwam en wat niet van voorspellingen die Keynes in 1928 deed.

Het vertrekpunt voor dit boek is de toespraak uit 1928 van Keynes voor zijn studenten in Cambridge. Die werd in 1930 uitgegeven onder de titel : “Economic Possibilities for our Grandchildren”. Keynes verwachtte dat binnen de honderd jaar het inkomen uit arbeid flink zou gestegen zijn en tegelijkertijd dat men er heel wat minder tijd voor zou moeten werken. We weten intussen dat dit niet zo is, en wie van ons de golden sixties meegemaakt heeft, weet ook dat het er toen op leek dat juist dat aan het gebeuren was. Robert Skidelsky en zijn zoon Edward onderzochten de redenen daarvoor.
De schrijvers wijten het eraan dat Keynes ervan uitging dat mensen louter rationeel handelen. Hij dacht dat de materiële behoeften van mensen vroeg of laat volledig voldaan zouden zijn, omdat die eindig zijn. Waardoor de prikkel zou verzwakken om te blijven werken voor meer geld. Hij maakte ten onrechte geen verschil tussen wat mensen “willen” en wat mensen “nodig hebben om te leven”.
Mensen “willen” onder meer ook hun emotionele en sociale noden lenigen. Zo willen ze “iemand” zijn, en liefst hoger in de pikvolgorde dan de mensen waar ze geregeld mee te maken hebben. Zodra de concurrentie om rijkdom – of de consumptie waarmee mensen hun rijkdom etaleren – verandert in de concurrentie om status, wordt het een “zero sum” spel, omdat niet iedereen een hogere status dan de rest kan hebben. Het kapitalisme heeft onze aangeboren onverzadigbaarheid flink aangewakkerd door die te bevrijden van traditie en religie, die ze tot dan binnen de perken hield als het om “gewone“ mensen ging.
De auteurs onderbouwen hun conclusie met geschiedenis: te beginnen bij het verhaal van Adam en Eva nadat ze uit het aards paradijs gezet waren, en hun dagelijks brood aten “in het zweet van hun aanschijn”, wat ze helemaal niet fijn vonden. Aristoteles stelde dat menselijke verlangens in goede banen moesten worden geleid en gericht op wat echt het nastreven waard is, door morele opvoeding en het beheersen van de gevoelens. De katholieke kerk stelde dat kwaad doen om het goede te verkrijgen uit den boze was .
Maar in de renaissance herontdekte men dat de samenleving kon aangestuurd worden door in te spelen op de verlangens van de mensen. Wat dat voor politiek betekende, beschreef Nicolo Machiavelli in “Il Principe” : de wijze vorst behandelt de mensen zoals ze zijn, niet zoals ze zouden moeten zijn. Een vorst wil zijn plannen met succes verwezenlijken, de rest is bijzaak.
Op economisch vlak werden tijdens de Verlichting een aantal vroegere ondeugden, die in de kraam van de economie van pas komen, gerecycleerd tot deugden. Het oude “hebzucht” werd vervangen door “eigenbelang”. Adam Smith stelde in “The Wealth of Nations” uit 1776 dat mensen worden gedreven door een natuurlijk verlangen naar de verbetering van hun lot, waardoor ze - dankzij de onderlinge concurrentie - aangezet worden “als door een onzichtbare hand aangestuurd” om het maatschappelijke welzijn te bevorderen. Het nastreven van materieel bezit werd daarmee goedgekeurd, want dat was verantwoordelijk voor het welzijn van de maatschappij. En daarmee werden alle morele vragen onder het tapijt geveegd over hoe men aan zijn rijkdom is gekomen en wat men ermee doet. Ook het besef dat het welzijn van de maatschappij een collectieve prestatie is, ging hiermee over boord, samen met de wederkerigheid van het contract tussen de mensen die werken en de maatschappij die profiteert van hun inspanningen.
Tijdens de Verlichting was de burgerij de eerste klasse die arbeid systematisch uitbuitte en de meerwaarde ervan gebruikte om haar vermogen op te bouwen, eerder dan ze om te zetten in luxegoederen zoals de adel dat tot dan toe had gedaan.
Wat gebeurde er na de golden sixties, dat de hoopvolle ontwikkeling van de economie in een heel andere richting stuurde?
Het kapitalisme bleek heel goed te zijn in het commercialiseren van de “seks, drugs en rock & roll” cultuur van de jeugd. Die cultuur werd geabsorbeerd en in koopwaar omgezet. Ik meen dat het kapitalisme de hebzucht via het geld immaterieel heeft gemaakt, waardoor het oppotten en vergroten van rijkdom in de praktijk veel gemakkelijker werd. De auteurs zeggen daarover: “Geld is het enige waarvan je nooit genoeg hebt, om de eenvoudige reden dat het begrip “genoeg” er niet logisch op toe te passen is. Volmaakt gelukkig en volmaakt gezond bestaat wel, volmaakt rijk niet.”
De meest verwoestende klappen voor de keynesiaanse sociale democratie waren de twee grote prijsstijgingen van aardolie in 1973 en 1979. Die veroorzaakte een daling van het inkomen in het Westen. De klap kwam in eerste instantie aan bij de bedrijven, die hun winst sterk zag teruglopen. Het herstellen van hun winst door het overboord zetten van de volledige tewerkstelling, het breken van de macht die de vakbonden hadden over het loonpeil, en het herstructureren van de industrie naar de dienstensector, werd een concreet project waarvoor de ideologie van de vrije markt ideaal bleek.
Wat bracht Reagan en Thatcher aan de macht en leidde tot de restauratie van het vrije markt fundamentalisme?
Waarom heeft economische groei alle andere doelen van het economisch beleid zo snel en volledig overvleugeld? Het antwoord - verrassend in zijn eenvoud - is dat beleidsmakers ervan uitgingen dat de volledige tewerkstelling bereikt was, en zich begonnen te richten op de groei van de economie, omdat die met de statistieken voor het Bruto Binnenlands Product (BBP) gemakkelijk konden gemeten worden.
Er waren nog twee bijkomende redenen van politieke aard. De eerste was dat het Westen (vooral de V.S.) een snellere economische groei wilden om de wapenwedloop tegen de Sovjet Unie te winnen. De tweede reden was dat een snelle economische groei maatschappelijke conflicten kon voorkomen: door de grotere winsten en belastinginkomsten kon het lot van de armen verbeterd worden zonder de rijken zwaarder te belasten. [eigen commentaar: Intussen hebben we gemerkt hoe hardnekkig de tegenstand is in de V.S. van de Tea Party tegen een algemene medicare (ondertussen Obamacare) ziekteverzekering. De meeste rijken willen er op geen enkele manier bijdragen voor hun minder fortuinlijke medeburgers.]
Maar daarmee zijn we nog niet bij het zeer winstgevoelige darwinistische kapitalisme van nu. Het essentiële dat Thatcher (verkozen in 1979) en Reagan (verkozen in 1980) toevoegden aan de groeifilosofie was een ideologisch vertrouwen in de vrije markt. Achteraf gezien was het niet de groei op zichzelf, maar de filosofie van groei via het vrij maken van de markt (deregulation) die de onverzadigbare hebzucht tot nooit geziene omvang liet uitgroeien. De beleidsmakers hadden geen belangstelling voor de maatschappelijke gevolgen van deze door de markt geleide groei. Wettelijke beperkingen voor het najagen van rijkdom door personen of bedrijven werden systematisch afgebouwd.

Basisgoederen voor het goede leven
De auteurs hebben de verdienste dat ze een belangrijke stap verder zetten: ze proberen een echt alternatief voor het verzamelen van rijkdom uit te werken, iets dat ervoor moet zorgen dat meer mensen krijgen wat ze echt “nodig hebben” in plaats van wat ze “willen”. Ze hebben het dan over einddoelen en niet over middelen of mogelijkheden om die einddoelen te bereiken. Ze noemen die einddoelen “basisgoederen”. Het gaat over “het goede leven” dat mensen vandaag het nastreven waard vinden, maar ze beginnen bij hoe men zich dat vroeger voorstelde.
Ze hanteren vier criteria:
1. Basisgoederen zijn universeel, dezelfde voor iedereen. Ze vormen de basis voor het goede leven in de hele wereld, niet enkel voor een plaatselijke variant ervan.
2. Basisgoederen zijn op zich goed. Een basisgoed is een einddoel, geen middel om iets anders te verkrijgen.
3. Elk basisgoed staat los van de andere. Een wiskundige zou zeggen dat het onafhankelijke variabelen zijn.
4. Basisgoederen zijn onmisbaar voor het goede leven. Wie ze niet alle heeft, is een te beklagen mens. Dezelfde wiskundige van daarnet, noemt dit nodige voorwaarden. De voldoende voorwaarde, dat de basisgoederen samen altijd het goede leven opleveren, zal in de praktijk moeten blijken. The proof of the pudding is in the eating.
Geluk is geen basisgoed. De schrijvers geven aan waarom: “Buiten psychiatrische instellingen en seminaries voor filosofie verklaren heel weinig mensen hun handelen met de reden dat ze daardoor gelukkiger worden.”
Ze vinden zeven basisgoederen voor het goede leven:
1. Gezondheid
2. Geborgenheid
3. Respect
4. Persoonlijkheid
5. Harmonie met de natuur
6. Vriendschap
7. Vrije tijd
Gezondheid
Het volledig en goed functioneren van lichaam en geest, zodat je vitaal bent, energie hebt en alert bent gedurende een normale levensduur. De schoonheid van een gezond mens krijg je erbij.
Geborgenheid
De gerechtvaardigde verwachting dat je leven niet grondig in de war wordt gestuurd door ernstige verstoringen zoals oorlog, revolutie of grote maatschappelijke of economische omwentelingen, zware ongelukken , natuurrampen, misdaad enz. Ik zou dat nuanceren: wat iemand aankan hangt af van zijn mogelijkheden. Vb. Autisten kunnen heel weinig verandering aan en moeten daarom op dit punt door anderen beschermd en geholpen worden.
Respect
Je respecteert iemand door ruimte te laten voor zijn of haar opvattingen en voorkeuren. Het betekent niet dat je ermee eens bent, of dat je de persoon sympathiek of bewonderenswaard vindt, enkel dat je rekening houdt met het standpunt van de ander. Vb. de “goede dag” van een ander beantwoorden is een alledaagse manier om respect te tonen. Voor wederzijds respect mag de ongelijkheid niet te groot zijn. Gelijkwaardigheid is gebaseerd op broederschap, niet andersom.
Persoonlijkheid
De mogelijkheid hebben om een leven te leiden waarin jouw smaak , temperament en opvattingen over wat goed is tot uiting komen. Hiervoor is ook ruimte voor jezelf nodig, waarin je je kan ontplooien en jezelf kan zijn.
Autonomie is iets anders dan persoonlijkheid. Als je autonomie loskoppelt van het veel ruimere begrip ethiek, degenereert het tot de “vrijheid om onverschillig te zijn”, waarbij alles mogelijk is en niets belangrijk. Als kiezen waarden mag scheppen in plaats van kiezen tussen waarden die zich al hebben bewezen, krijg je willekeur: dat is pijlen in een deur schieten en er daarna een schietschijf omheen tekenen.
Bekeken uit het standpunt van een persoon strookt het concentreren van bezit in weinige handen niet met de essentiële functie van dat bezit: individuen en hun gezinnen een onafhankelijk bestaan verschaffen.

Harmonie met de natuur
Dat overvolle (mega) steden nadelige gevolgen hebben op gedrag en stemming van hun inwoners is afdoende vast gesteld, en maakt dat mensen terug naar de natuur willen om hun evenwicht terug te vinden. Zoals George Brassens zong: “Auprès de mon arbre je vivais heureux. Je n’aurais jamais dû m’éloigner de mon arbre.” Ik zou harmonie met de natuur willen verruimen tot harmonie met zijn leefomgeving of biotoop. Daarmee bedoel ik dat ieder een deel van zijn tijd moet kunnen doorbrengen waar hij of zij “thuis komt”.
Vriendschap
De schrijvers duiden hiermee alle affectieve relaties aan tussen mensen, ook die met familie. Het is gemakkelijk om het te hebben over het “welzijn van de gemeenschap” alsof dat iets is dat het welzijn overstijgt van de mensen die daar deel van uitmaken. Bij de term “vriendschap” bestaat dat soort misverstand niet.
Vrije tijd
Het gaat hier niet om wat we tegenwoordig vrije tijd noemen: tijd om te ontspannen en uit te rusten, maar om de tijd waarin je met een heel eigen soort activiteiten bezig bent, met zaken die je uit zichzelf bevredigen, niet om er andere dingen mee te verwezenlijken. Naast vrije tijd is er ook aandacht en smaak nodig. Vandaag hebben we de oude artistieke bezigheden - een goed gesprek voeren, dansen, muziek maken – nog altijd even hard nodig.
Basisbehoeften versus de menselijke behoeften uit de piramide van Maslov .
Gezondheid is een gevolg van zaken uit de twee onderste lagen van de piramide: eten – drinken - slapen enz. en de nood aan veiligheid - zekerheid, een dak boven het hoofd, een voorraad voor de winter of de droogte. Voor onze geestelijke gezondheid zijn daar ook zaken bij die gevolgen zijn van de derde en vierde lagen vriendschap - samenhorigheid en respect – waardering – erkenning.
Het basisgoed geborgenheid is ruimer dan de tweede laag nood aan veiligheid – zekerheid. Het is zich geborgen voelen, er in zijn onderbewuste vast van overtuigd zijn het leven aan te kunnen. Dat is meer dan een aantal materiële voorzorgen om gerust te slapen of tijden van koude, droogte of slecht weer door te komen.
Harmonie met de natuur en vrije tijd zijn moeilijk in te passen in de piramide. Het gevoel van ontheemd te zijn of vervreemd van zijn omgeving vind je daar niet in terug, en bezig zijn met wat je op zichzelf bevredigt kan je niet op een hoop vegen met de bovenste lagen zelfverwerkelijking – persoonlijkheid en zelftranscendentie.
Basisbehoeften versus geloof, hoop en liefde van het christendom
Geloof, hoop en liefde zijn in het Christendom voorwaarden voor het “eeuwig leven”, dat door de kerk zo sterk benadrukt werd en wordt, dat er bijna geen tijd en aandacht overblijft voor het “vestigen van Gods rijk op aarde” waar mensen op aarde al beter van zouden worden.
Geloof en hoop zijn zaken waarmee een christen zou kaderen wat hem in zijn leven overkomt. Liefde is iets wat hij zelf doet en heeft te maken met vriendschap , en respect en met het concept van broederschap omdat we allen “kinderen van dezelfde God zijn” of “broeders en zusters in Christus”.
Het christendom heeft een dubbelzinnige houding ten opzichte van lijden: vermits het niet altijd te vermijden is, sublimeert de kerk het tot “loutering” waarmee je uw kansen op een beter hiernamaals verbetert. Persoonlijkheid en respect ziet de kerk ook niet graag: daardoor wordt het moeilijker om alle neuzen in de door de kerk gewenste richting te zetten. Recente voorbeelden zijn de manier waarop de kerk omgegaan is met de “opstandige kerkprovincie in Nederland” na de jaren 68 en de bevrijdingstheologie in zuid Amerika. Geborgenheid ziet ze wel zitten, maar dan wel volgens haar definitie: “God heeft ieders naam geschreven in de palm van Zijn hand”.
Persoonlijke bedenkingen
Nu de schrijvers deze korf met basisgoederen voor het goede leven hebben voorgesteld, zou ik graag zien dat geïnteresseerden die er de praktische mogelijkheid toe hebben, uitproberen of ze daarmee een goed leven kunnen leiden dat de moeite waard is. En daarmee bewijzen dat dit geen utopie is. Het zou kunnen dat hun baas, als ze in loondienst zijn, eerder aan een “meer gemotiveerde” collega denkt voor promotie of opslag, als ze hem duidelijk maken dat vrije tijd voor hen belangrijker is dan 24/24, 7/7 beschikbaar te zijn voor het bedrijf, of dat ze een duurdere bedrijfswagen dan hun eigen auto, geen sappige wortel vinden om achteraan te lopen.
Het plan dat de schrijvers voorstellen lijkt me gedoemd om te mislukken, om een zittende regering met redelijke argumenten zover te krijgen dat ze het als hun voornaamste taak zien om de materiële voorwaarden te scheppen voor een goed leven van hun onderdanen.
Zoals Bill Clinton het gebald samen vatte: “ It’s the economy, stupid!”. Draait de economie op volle toeren, en heeft bijna iedereen werk en een inkomen, dan is de kans op herverkiezing het grootst. Regerende politici in democratieën weten heel goed dat ze het primaat van de politiek verkocht hebben aan het grootkapitaal, door grote ondernemingen ter wille te zijn om zaken te doen die als ze lukken extra tewerkstelling zouden kunnen opleveren. Maar die ondernemingen en het grootkapitaal hebben geen boodschap aan een goed leven voor iedereen, die dan minder hebbedingen nodig hebben.
Als eerste minister van de UK richtte Tony Blair een studiegroep op die voorstellen moest formuleren over hoe de Britten zich het best zouden kunnen voorbereiden op het einde van de groei in de economie wegens de klimaatverandering. Tim Jackson was er de economische commissaris van en verwerkte zijn aandeel in het rapport tot het boek “Prosperity without Growth”, uit frustratie dat de politiek niets met de aanbevelingen heeft gedaan. Reken dus niet op politici om de kip te slachten, die hun gouden eieren legt.
Mij lijkt de meest realistische manier om de kaalslag van energie en grondstoffen op een menselijke en aanvaardbare manier terug te dringen, en hopelijk de klimaatverandering binnen dertig jaar te stoppen: dat mensen voor zichzelf beslissen dat ze meer van het goede leven en minder “rat race” naar “meer, sneller en goedkoper” willen. Terwijl ze er direct de vruchten van plukken. En dat ze politici de wacht aanzeggen die daar niet aan meewerken. Wat we niet nodig hebben hoeft niet gemaakt te worden. Verspil daaraan geen energie of grondstoffen, produceer daarbij geen afval. En verveel ons niet met reclame daarvoor. We hebben meer inzicht nodig in welke diensten en producten van belang zijn voor het goede leven, geen reclame om de omzet op te krikken. Dan zal goede wijn het terug zonder krans kunnen doen, omdat die – eindelijk - terug zichzelf mag aanprijzen.
… (meer)
 
Gemarkeerd
KoenvMeulen | 13 andere besprekingen | Jan 10, 2017 |
Het boek biedt weinig of geen nieuwe economische inzichten. Keynes staat weer in de belangstelling doch dat komt zeker niet door dit boek. De schrijver slaagt er weliswaar in om in grote lijnen de theorie van Keynes naar het huidig tijdsgewricht te vertalen, maar doet dat toch wat slordig. Ik had een meer doorwrochte studie verwacht.
Daarnaast, en zeker niet onbelangrijk: het is gewoon slecht geschreven en de samenhang is erg gezocht. Tijdens het lezen had ik het gevoel dat ik aan het zeilen was met een erg vlagerige wind die ook nog aldoor van richting veranderde. Wanneer je dat niet verwacht is het erg irritant.

Enfin, Keynes verdient beter.
… (meer)
½
 
Gemarkeerd
deklerk | 9 andere besprekingen | Nov 14, 2010 |

Lijsten

Prijzen

Misschien vindt je deze ook leuk

Gerelateerde auteurs

Statistieken

Werken
37
Ook door
1
Leden
1,935
Populariteit
#13,310
Waardering
½ 3.7
Besprekingen
30
ISBNs
116
Talen
10
Favoriet
5

Tabellen & Grafieken