Afbeelding van de auteur.

Stijn Streuvels (1871–1969)

Auteur van De vlaschaard

111+ Werken 724 Leden 11 Besprekingen Favoriet van 3 leden

Over de Auteur

Reeksen

Werken van Stijn Streuvels

De vlaschaard (1907) 118 exemplaren
Het leven en de dood in de ast (1926) 74 exemplaren
De teleurgang van de waterhoek (1927) 43 exemplaren
De oogst (1900) 42 exemplaren
Langs de wegen (1902) 30 exemplaren
Prutske (1922) 21 exemplaren
Tien van Streuvels (1973) 20 exemplaren
Het kerstekind (1973) 18 exemplaren
Stijn Streuvels Volledig Werk (1971) 15 exemplaren
Minnehandel (1903) 14 exemplaren
Verhalen (2008) 13 exemplaren
Werkmensen (1982) 12 exemplaren
Lenteleven (1899) 10 exemplaren
De aanslag (1986) 9 exemplaren
De rampzalige kaproen (1933) — Redacteur — 9 exemplaren
Levensbloesem (2004) 9 exemplaren
Ingooigem (1980) 8 exemplaren
De blijde dag. Vroeger Najaar I (2021) 7 exemplaren
In levenden lijve 7 exemplaren
Heule 6 exemplaren
Kroniek van de familie Gezelle (1980) 5 exemplaren
Volledig werk 1 (1971) 5 exemplaren
Volledig Werk 2 (1972) 5 exemplaren
Volledig werk 4 (1973) 5 exemplaren
Proza 5 exemplaren
Dodendans (1946) 5 exemplaren
De ogen en het raam (1998) 4 exemplaren
De werkman 4 exemplaren
Volledig werk 3 (1972) 4 exemplaren
Jantje Verdure 4 exemplaren
Avelghem 4 exemplaren
Onze streek (1972) 3 exemplaren
De maanden 3 exemplaren
Openlucht 2 exemplaren
Stille avonden 2 exemplaren
Ingoyghem 1904-1914 2 exemplaren
Bertken 2 exemplaren
Een beroerde maandag 2 exemplaren
Mijn rijwiel 2 exemplaren
Parijs 2 exemplaren
Dagen 1 exemplaar
Een eeuw Streuvels 1 exemplaar
The path of life (2004) 1 exemplaar
Zomerland 1 exemplaar
Volledig werk. IV 1 exemplaar
Kerstvertellingen 1 exemplaar
Weihnachtsgeschichten (1988) 1 exemplaar
Der Knecht Jan 1 exemplaar
Prutske's vertelselboek (1935) 1 exemplaar
Liebesspiel in Flandern. (1940) 1 exemplaar
Zonnetij (1900) 1 exemplaar

Gerelateerde werken

54 Vlaamse verhalen (1971) — Medewerker — 17 exemplaren
De grote oorlog novellen over 14-18 (1994) — Auteur, sommige edities16 exemplaren
Oogst der tijden (1940) — Medewerker — 10 exemplaren
Vijf kerstvertellingen (1934) — Vertaler, sommige edities2 exemplaren

Tagged

Algemene kennis

Leden

Besprekingen

Moeilijk te zeggen wat nu eigenlijk het bekendste boek van Stijn Streuvels is, maar Wikipedia noemt - naast het in mijn boekenkast zittende, maar mij verder onbekende Alma (met de vlassen haren) – in ieder geval De Vlaschaard (1907), Het leven en de dood in de ast (1926) en De teleurgang van de Waterhoek (1927). Ik zou daar zijn door mij eerder besproken versie van Reinaert de Vos target="_top">https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2018/12/reynaert-de-vos-stijn-streuvels... aan toe durven voegen, maar die zal bij het “grote publiek” hoe dan ook minder bekend zijn dan de twee verfilmde werken die óók al te vinden zijn in bovenstaand rijtje: De Vlaschaard (tot twee keer toe verfilmd zelfs) en De teleurgang van de Waterhoek. Er is er nog een derde, De blijde dag, maar ik moet toegeven dat ik daarover bij het opzoeken van documentatie voor deze boekbespreking voor het eerst lees, dus er zal allicht geen Jan Decleir in gezeten hebben, laat staan een Willeke van Ammelrooy. Laat ons het er dus maar op houden dat De teleurgang van de Waterhoek Streuvels’ bekendste werk is, zij het dat de verfilmde versie in Nederland bekend is onder de naam Mira, terwijl er in Vlaanderen toch in tweede orde – en ondanks het feit dat Hugo Claus ook in déze film van Fons Rademakers zijn zeg had – eer werd bewezen aan de schrijver door hem Mira of De teleurgang van de Waterhoek te noemen.

Nu, we gaan het niet hebben over de acteerprestaties of de mate waarin de personages, vooral Van Ammelrooy, zich bloot gaven, maar wel nog even over mijn band met de film. Mijn band en die van iedere inwoner van Hamme: onze voetgangersbrug over de Durme. Die (zichtbaar in de trailer https://www.youtube.com/watch?v=Kddl4H_QmUc vanaf een minuut of twee) speelt namelijk, in het boek méér dan in de film, de hoofdrol in dit verhaal, ook al ligt de Waterhoek uit de roman niet hier, maar in de buurt van Avelgem, op de grens van West- en Oost-Vlaanderen, “sedert de schepping der wereld door de stroom gescheiden”. Die brug, naar aanleiding van het maken van de film Mirabrug gedoopt, dateert ook al van 1900, maar kon wel nog dienen als “moderne” brug voor een verhaal dat zich ergens rond de vorige eeuwwisseling afspeelde. Bovendien was alleen maar het middelste deel ervan ooit opgeblazen, terwijl de Vierendeelbrug van het verhaal (niet met naam genoemd overigens) tot twee keer toe gedynamiteerd werd en vervangen door een moderner exemplaar. Iets – zowel het dynamiteren als het vervangen – waar deken Broeke, in de film gespeeld door Carlos Van Lanckere (twaalf jaar later ook van de partij in De Vlaschaard trouwens), ongetwijfeld nooit aan gedacht heeft bij zijn strijd tegen die brug.

Want dat is waar het in dit boek werkelijk om gaat. Gezien het op de achterflap staat, verklap ik ook niks als ik de synopsis even mee geef: “In het boek verzet deken Broeke, de veerman van de Waterhoek, zich tegen de aanleg van een steenweg en de bouw van een brug. Maar de moderne techniek laat zich niet afweren. Broeke verliest de strijd en blijft verslagen en eenzaam achter. Streuvels beschrijft de integratie van een volkse gemeenschap in de kapitalistische en burgerlijke maatschappij. Een opvallende figuur in de hechte gemeenschap van de Waterhoek is Mira. In haar ongelukkige liefdesgeschiedenis met Maurice Rondeau, de jonge ingenieur die toezicht houdt op het bouwen van de brug, wilde Streuvels evoceren dat de kloof tussen platteland en stad niet écht te overbruggen viel”.

Een synopsis waarmee ik het niet helemaal eens ben, voor de duidelijkheid. Mira – die mijns inziens in ons taalgebied destijds inderdaad door niemand anders dan Willeke Van Ammelrooy kon gespeeld worden (“‘het vreemde’, iets dat van hem, noch van zijn ras, maar uit het onbekende moest zijn voortgekomen, uit een fijnere stof samengesteld scheen, voornamer van aard, doch aangetast door een verdorvenheid die slechts aan rijke lieden kon eigen zijn”) – zou in die constellatie immers het platteland hebben moeten voorstellen en Maurice Rondeau de stad, maar dat is niet zo. Maurice Rondeau is degene die de rivier, de Schelde, wil temmen door er een brug overheen te bouwen (elders zijn collega’s van hem intussen bezig die rivier recht te trekken), Mira is degene die zich niet laat temmen, Mira is die rivier: “zij [gaf] zich geredelijk (…) om te minnekozen, doch (…) weerhield [zich] iemand in te palmen en uit te buiten, [wendde] haar verleidende schoonheid niet aan(…) om een voordelige positie te verwerven”. Iedereen kan Mira krijgen, maar niemand kan Mira houden. Mira gaat haar eigen gang. “Schelde, houd u goed, gij oude rosse!”, bromt deken Broeke op het einde van het verhaal, “trek er u niets van aan, toon dat wij de baas zijn!”, en een alinea later doet de Schelde in de gedaante van Mira dat ook: “Aan ‘t station nam zij de trein, en vertrok zonder naar iemand om te zien of aan iemand te zeggen waar ze heenging. Haar wezenstrekken bleven onberoerd, de blik op ‘t raam gericht, zonder dat zij iets opmerkte van de dingen die er voorbijschoven. Zij volgde de arabesken van haar droom, waarin haar eigen beeld – spiegelend op het glasraam – haar uit de schemerverte van het landschap, met twee diepe ogen aankeek. Zij luisterde naar het zoemende lied dat als een lokroep door de lucht ruiste, en waarin zij de geur van het stadsfestijn opsnoof. Alleen en vrij, ging ze er een nieuwe wereld ontdekken, het leven beginnen, waarvoor zij wist geschapen te zijn.” Want ze wíl wel naar de stad, maar niet aan het handje van wie haar daarheen wil brengen. Ze wíl vooruit, maar zíj beslist in welke richting. “Ze zal ginder haar toeren spelen”, zegt Manse, Mira’s tante en Broekes dochter, ze laat zich niet rechttrekken. Net zomin als Broeke zijn strijd verloren acht: “Hele dagen voer de schepen met de pont ingebeelde reizigers op de Schelde over en weer, en verwachtte ieder ogenblik de ongedaante achter zijn rug, in een rammeling van ijzer en steen, te horen neerdonderen.”

Waarmee ik u meteen meegenomen heb naar het einde van het verhaal, terwijl we helemaal aan het begin daarvan toch al kennismaken met het magistrale verteltalent van Streuvels: “Over de uitgestrekte meersvlakte spreidt het zonnelicht en de stilte, één geworden in het tijdeloze van de zomernamiddag. Door de ruimte hoog en wijd – tussen ‘t blauwe hemelveld en ‘t groen van de bodem – wiebelt de aamloze lucht als de deining van groot water, en op de zonnesnaren gonst het leven als een verre droomzang. Alle dingen blijven aan hunzelf overgelaten, in zware rust, broeiend in ‘t stoken der felle hitte.” Hoe mooi is dat toch… alleen al een beeld als “aamloze lucht”…

“Aamloze lucht”, door u wellicht zelf en terecht omgezet in “ademloze lucht”, een vertaalslag die waarschijnlijk moeilijker te maken is voor deze passage: “Gelijk een tafereel waarvan men in één blik al de bijzonderheden opneemt, spreidde het verleden daar voor hem open: het huiselijk leven en bestaan – zes dochters en vier zeuns – oekerend als een nest viggens over de huisvloer, of bijzend in de meers lijk jonge kalvers, te plozen in ‘t water aan de Biesbeek, morsend in de pappot, knagend aan de broodkant, te ravotten en te vechten ondereen lijk wolvengebroed, - met Romme, zijn wijf daar midden in, hees geschreeuwd, de handen blamot van ‘t slaan en kletsen op hun harde kop, dag en nacht in de weer en bezig om die bende scheuvels op te kweken en de bek vol te stoppen, - zolang en zoveel tot ze haar boven ‘t hoofd gegroeid waren, een eigen wil kregen, elk zijn zin zocht te doen, en eer iemand ‘t voorzien kon, de wijde weg opgingen, gelijk in een vogelnest waar de jongen vlugge worden en uitvliegen, waren ze de een na de ander getrouwd – de zeuns met een deerne uit de gebuurte, de dochters van ‘t zelfde – gelijk hun weerga – met een kerel van de Waterhoek – waar zij nu, op hun beurt, in eigen nest, jongens kweekten en strange werken moesten om aan de kost te komen.” Ik ben zélf Westvlaming van oorsprong en weet me uit mijn jeugd toch nog aardig wat dialectwoorden te herinneren (‘blagaaimakers’, ‘knechtebrakken’, ‘lachtaarten’ en ‘truntaards’ zijn geen onbekenden voor me), maar moest er toch regelmatig de Woordverklaring aan het einde van het boek op naslaan. Die vijfentwintig bladzijden vertaling van dialect naar Algemeen Nederlands zullen voor de meeste lezers van nu dan ook absoluut geen kwaad kunnen, terwijl het totaal niet passend zou zijn de tekst dan maar in zijn geheel om te zetten naar Algemeen Nederlands (een idee waar je in tijden waarin bijvoorbeeld ook Roald Dahl wordt “herschreven” nauwelijks zou van opkijken). Dat dialect is immers óók nog zoiets dat zich slechts heel moeizaam laat rechttrekken, temmen, opnemen “in de kapitalistische en burgerlijke maatschappij”.

En “(…) de kluchtenaars, de potsenmakers, de verzenzeggers, de rijmers, de vertellers, die bij feesten en kermissen het publiek wisten te verzetten”, zijn langzamerhand verdwenen in een steeds verder verstedelijkend Vlaanderen, net zoals “de bulten, de kreupelen, de twee dwergen, de zeven zotten”, maar bij gelegenheden als carnaval zie je nog wel eens dat “door geld en bezit van goed (…) geen macht of meesterschap, geen gezag of zedelijk overwicht te verwerven [valt], – al de inwoners behoorden er tot dezelfde stand en rang” en “inmenging van vreemden” wordt bij die gelegenheden ook zo weinig mogelijk geduld. Al luistert de definitie van “vreemden” allicht wat minder nauw dan ze het op de Waterhoek heeft gedaan: “Sedert onheuglijke tijden had men er onder elkaar getrouwd, en al de huisgezinnen waren er ondereen vermaagschapt, in verre of nauwe graad verwant, zodat er onder heel de bevolking amper een half dozijn verschillende familienamen bekend waren, en ieder er zijn eigen aarnaam droeg, - ‘t geen voor alle gemeente- en bestuurlijke zaken een warboel uitmiek, waar secretaris noch veldwachter, noch gendarmen uit wijs konden geraken”.

Maar dat belet niet dat de “openbare scheuring”, die er nooit eerder geweest is, er komt (zoals in het Asterix-album De diepe kloof / De broedertwist – zie mijn bespreking van Karel Anthierens’ Gedane zaken https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2023/02/gedane-zaken-karel-anthierens.h.... Of dat het leven met een werkzaam seizoen en een seizoen van volledige ontspanning opgegeven wordt. De winter, die zij “vadsig [verleefden]”, waarin zij het “beneden hun mannelijke weerdigheid [beschouwden] om iets uit te richten, tenzij prutselen uit liefhebberij”, zal geen seizoen die naam waardig meer zijn. De geografische isolatie van de Waterhoek en daarmee het eigene ervan, houdt op te bestaan bij het met elkaar verbinden van de beide ‘Vlaanders’. Het verzet tegen ‘de vooruitgang’ is – deken Broeke, zijn zoon Lander en zijn kompanen Tette en Cloet niet te na gesproken (en in het geval van die drie laatsten dan nog uiterst lomp) – quasi onbestaande. Met de mond wordt nog wel het tegendeel beleden, maar het volk wordt, zoals dat met het volk overál gebeurde, binnen de kortste keren getemd door het geld. Erger nog, door louter de belofte aan geld, aan een schoon huis. “(…) een zwerm vreemdelingen” overrompelt het dorp: “dijkedelvers, metsers, berdzagers, timmerlien en dekkers, benevens een aantal nieuw bijgekomen inwoners uit de gemeente”. De mannen van het dorp heien hun leven zoals de peilers van de brug geheel vrijwillig de grond in: “Blau ist der Himmel/ Klein ist das Loch / Gross ist der Grindel / Er in muss er doch”, zingen ze erbij. Café de Meersblomme wordt “herdoopt in: Faubourg de Flandre; de Krekelpoel in: A la joyeuse Compagnie; de Gebroken Pint in: La Descente des Pêcheurs; ‘t Scheepje in: La Belle Côte”. Broeke is op den duur de enige die liever een magere wolf in het bos wil wezen dan een vette hond aan de ketting, en dan is het nog maar de vraag wat zijn motieven daarvoor zijn: “(…) hij wilde zijn macht uitbreiden en opvoeren tot waar gezag, als een echte, wettelijk erkende burgemeester”. Zoals Sieper, zijn schoonzoon en tegenstander, dat wil en ook gedaan krijgt, maar met een volkomen ander achterliggend idee: “(…) als een roeping om de Waterhoek vooruit te helpen, in verband met de wereld te brengen, leefte onder de bewoners te bewerken, - het tegenovergestelde van ‘t geen Broeke met zijn verachterde, aartsvaderlijke zeden en geplogenheden voorhield, wilde vasthouden aan het verleden, niet mee wilde met de tijd”.

Een boek “uit” de tijd, een boek zoals Pallieter van Felix Timmermans, dat zeer de moeite van het lezen waard is, ook voor wie eerder geïnteresseerd zou zijn in de roman binnen de roman, de op een meteen faliekant uitdraaiend huwelijk uitlopende romance tussen de eerder genoemde ingenieur en Mira(belle). Een boek over het opgeven van de cirkel voor het volgen van een lijn die nergens heen leidt. Een boek over meegaan met een tijd die uiteindelijk enkel bestaat uit andere mensen die willen dat je hún lijn volgt. Een boek over leven dat verkeert tot folklore, tot de dood in het museum: “Elk ruiter droeg de vaan van zijn gilde. Muziekmaatschappijen wisselden de verschillende groepen af: vooreerst de wagen der duivenmelkers – een reusachtige kooi waar al de duiven der streek in rondvlogen; de handboogschutters in geschiedkundige kledij uitgedost; twee groepen kasseileggers met hun gereedschap; twee retorica-genootschappen met vaan en wapenschild; de verheerlijking van de landbouw, zinnebeeldig en in werkelijkheid voorgesteld; de verschillende nijverheden der streek: wagens waarop alle mogelijke ambachten werden uitgevoerd; een lange, dubbele rij opgetooide wielrijders, en eindelijk de Waterhoek, die over heel de doortocht ‘t meest bekijks had: een visserswagen in vorm van een boot, waarop al de mannen, bont in de kleren, hun gelaat met blauwe en rode kleur gestreept, gelijk kannibalen, hun netten en andere gereedschap, benevens enige tonnen bier hadden opgeladen (…)”. Een narrenschip, wachtend op zijn prijsgave aan het vuur.

Björn Roose… (meer)
 
Gemarkeerd
Bjorn_Roose | 1 andere bespreking | Mar 1, 2023 |
Een speeldag, kinderzieltje, Lente, in 't water, het einde, avondrust
 
Gemarkeerd
losloper | 1 andere bespreking | Feb 23, 2022 |
Voor zij die menen dat ze het slecht hebben nu.... lees over deze Vlaamse gastarbeiders. Je weet dan gelijk waar de "bitter peeën" vandaan komen waarmee men vroeger de (ersatz-) koffie brouwde, verdunde of op smaak bracht (de beuckelaer als ik me niet vergis). Dit zou gezonder zijn dan echte koffie, of de negatieve effecten corrigeren maar deze raad zou ook ontstaan kunnen dienen om de mensen blij te maken met een dooi mus zoals men tegen arme mensen vertelt dat veel geld niet gelukkig maakt. (maar gelukkig wel rijk). Deze bitterpeeën roken echt lekker.… (meer)
 
Gemarkeerd
buchstaben | 1 andere bespreking | Feb 28, 2018 |
Is een boek als De Vlaschaard vandaag nog leesbaar? Ik nam de proef op de som en jawel dit is een ijzersterk verhaal over thema's als generatieconflict, sociale verhoudingen in het Vlaanderen van eind 19e eeuw, ontluikende seksualiteit en nog veel meer. Maar die taal! Zelfs voor een lezer van Westvlaamse afkomst nauwelijks te pruimen. Streuvels schrijft geen Nederlands en gebruikt woorden en uitdrukkingen die ook voor mij totaal duister blijven. Werden de werken van die man ooit in Nederland gelezen? Een klein wonder als je het mij vraagt. Wie zich vandaag aan Streuvels wil wagen moet over veel geduld en bij voorkeur over een verklarende woordenlijst beschikken. Jammer, want de man kan een verhaal vertellen en een plot inkleden.… (meer)
½
1 stem
Gemarkeerd
jdpwash | 1 andere bespreking | Jul 23, 2012 |

Prijzen

Misschien vindt je deze ook leuk

Gerelateerde auteurs

Statistieken

Werken
111
Ook door
6
Leden
724
Populariteit
#35,065
Waardering
½ 3.6
Besprekingen
11
ISBNs
57
Talen
3
Favoriet
3

Tabellen & Grafieken