Afbeelding van de auteur.
10 Werken 215 Leden 2 Besprekingen

Over de Auteur

Geerat J. Vermeij is Distinguished Professor of Geology at the University of California, Davis.

Bevat de naam: Geerat Vermeij

Fotografie: Geerat J. Vermeij

Werken van Geerat J. Vermeij

Tagged

Algemene kennis

Geboortedatum
1946-09-28
Geslacht
male
Nationaliteit
USA
Netherlands (birth)
Woonplaatsen
Davis, California, USA (current)

Leden

Besprekingen

Koen vander Meulen versie: 8 oktober 2014
Schelpen en beschaving. De evolutionaire zienswijze van/Geerat Vermeij / ©2011 /Nieuw Amsterdam/ ISBN 978 90 468 0893 1
Nederlandse vertaling door Mark Van Nieuwstadt van The evolutionary World. How Adaptation Explains Everything from Seashells to Civilization/ ©2010 / Thomas Dunne Books/ New York/ ISBN 978 0312591083
Geerat Vermeij: °1946 Sappemeer Nederland
Is professor in paleo-biologie aan de universiteit van Californië in Davis, waar hij doctorandi begeleidt. Hij bestudeert vooral weekdieren, fossiele en bestaande, en begon in de jaren 1980 zijn theorie over de “escalation hypothesis” uit te werken over de evolutie van soorten levende wezens door aanpassingen onder druk van de “wapenwedloop” met hun predatoren, op basis van wat hij vaststelde bij schelpdieren.
Als kind werd hij volledig blind toen hij drie jaar oud was. Samen met zijn ouders en broer emigreerde hij uit Nederland naar de VS toen hij 10 jaar oud was. Ondanks dat zijn ouders niet bemiddeld waren, studeerde hij biologie en geologie aan de Princetown University in 1968 en doctoreerde aan Yale University in 1971. Daarna werkte hij een tijd aan de universiteit van Maryland.
Samenvatting
Vermeij begint met vast te stellen dat er in de USA veel mensen zijn die geloven dat de fauna en flora die we vandaag zien er altijd ongeveer zo uitgezien heeft en dat die ooit zo geschapen is. Ze worden Creationists of aanhangers van I.D. (Intelligent Design) genoemd. Die maken ongeveer de helft van de bevolking uit, met daaronder oud president Bush jr. Dat had ik niet verwacht in een land dat na de tweede wereldoorlog actief getalenteerde jonge wetenschappers uit Europa en Azië heeft aangetrokken (brain drain) om verder te studeren, te doctoreren en wetenschappelijk onderzoek te doen in goed uitgeruste instituten, geïnspireerd en uitgedaagd door de andere onderzoekers waarmee ze samenwerken, en tegen een aantrekkelijk loon.
Daarna gaat hij in op wat zijn levenswerk is geweest als wetenschapper: zijn werk als bioloog op gebied van schelpdieren nu en in de prehistorie, de vragen die hij zich stelde over welke omstandigheden en oorzaken daarbij een rol gespeeld hebben, en die hij vanaf de jaren 1980 wilde inpassen in een theorie over de evolutie van de levende wezens, die verder ging dan “the survival of the fittest”. Hij vond de uitleg nogal beknopt, dat bij seksuele voortplanting de genen van het nageslacht door verschillende al dan niet toevallige oorzaken kunnen wijzigen (muteren), dat een klein deel van de mutaties levensvatbaar is, en dat een fractie daarvan in de praktijk van de survival of the fittest, een grotere kans had om te overleven en zich meer te reproduceren dan de niet gewijzigde soortgenoten.
Hij probeerde de mechanismen beter te begrijpen achter aanpassingen die schelpen moeilijker om te kraken hebben gemaakt door hun predatoren, en de omstandigheden waarin dat gebeurd is: In welke tijd en op welke plaats gebeurde dat? Hoe zat het met het klimaat? Warm of koud? Met de samenstelling van de atmosfeer? Was er al zuurstof en hoeveel? Hoe zag de voedselketen er toen uit, waarvan die schelpen deel uitmaakten? Hadden ze veel predatoren? Hadden ze veel concurrenten voor het voedsel dat ze zelf aten? Hadden ze uitwijkmogelijkheden naar andere plaatsen of naar andere biotopen?
Door voortdurende litteratuurstudie en samenwerking met collega’s slaagde hij erin een aantal algemene mechanismen te identificeren. Er waren barrières die niet te nemen waren, en soms waren de omstandigheden gunstig voor het overleven met aanpassingen die nog niet helemaal op punt stonden. Zoals:
• Een warm klimaat bevordert leven, diversiteit en snelheid en productiviteit van de biotoop.
• Warmbloedigheid maakt kracht en snelheid groter, heel voordelig voor roofdieren, vooral in een koude omgeving, op voorwaarde dat er voldoende te eten is en voldoende zuurstof in de atmosfeer om een snel metabolisme te onderhouden.
• “Kraamkamers” van een soort moeten voldoende veiligheid en voedsel garanderen voor de jongen om volwassen te worden.
• Continenten hebben de schaalgrootte voor een grotere diversiteit? Die wordt veroorzaakt door een sterkere selectiedruk van roofdieren, en een groter en meer gevarieerd voedselaanbod, dat meer niches mogelijk maakt. Selectie werkt in beide richtingen: tussen wie eet en wat gegeten wordt.
• Hoe beter een soort aangepast is als toppredator, hoe moeilijker die zich kan handhaven wanneer er grote veranderingen zijn (zware vulkaanuitbarstingen die wereldwijd de fotosynthese verhinderden en het % CO² in de atmosfeer verhoogden en het zeewater verzuurden; zware inslag van een grote meteoriet die de positie van de as waarrond de aarde draait veranderde zodat het klimaat ook veranderde, enz.). Na het massaal uitsterven van soorten vertrekt de evolutie niet terug van nul, maar van de soorten die overleefd hebben.
Enkele voorbeelden van barrières: hoge bergketens; brede zeestraten; een woestijn of een biotoop met weinig voedsel of water; insecten die bloemen bestuiven kunnen niet zonder bloeiende planten; zeedieren in gematigde of tropische streken die zich voeden met krill, kunnen niet zonder de opwelling van een onderstroom in de oceaan die het krill van de poolgebieden naar hen voert, enz.
Er zijn heel wat perioden geweest dat soorten vanuit de ene geografische regio naar een andere trokken. Dat gebeurde bijna altijd in één richting: van continenten naar eilanden; van ondiepe wateren naar diepe wateren; van boven de grond naar grotten; van de tropen naar hoger breedtegraden. De belangrijkste reden daarvoor schijnt de betere concurrentiepositie geweest te zijn, de grotere “macht” van de nieuwkomers. (eigen commentaar: deze uitleg verklaart weinig. De “goeden” winnen altijd, want omdat ze winnen worden ze de “goeden” genoemd.)
Een meer overtuigend argument dat de evolutie “convergeert”, dat ze een bepaalde richting uit gaat, is dat een aantal functionele aanpassingen die in bepaalde ecosystemen de overlevingskansen verbeteren, bij verschillende soorten op andere tijdstippen gebeurden. Vb. fotosynthese; eusocialiteit (sociale organisatie van bepaalde soorten met gespecialiseerde groepen individuën die samenwerken, zoals bij mieren en bijen); warmbloedigheid; gemineraliseerde skeletten en huidpantsers; gesloten bladnerven; vergif als wapen; veren.
Bedenkingen
Het boek leest alsof het geschreven is door iemand die kan zien, op enkele paragrafen na. De opmerkingsgave van Vermeij heeft ook te maken met dat hij blind is. Iemand die ziet kijkt meestal eerst in de richting van waar hij iets “vreemds” of “gevaarlijk” hoort of waarin hij iets “verdachts” ruikt. Of naar iets dat snel beweegt of flikkert. Daarna stelt zijn oog zich daarop scherp en volgt het verder als het beweegt. Dus van het overzicht naar het detail. Een blinde hoort en ruikt ook, maar voelt om iets te verkennen of te herkennen, vooral met zijn vingertoppen. Zijn “voelveld” is niet langer dan zijn armen. Hij bouwt zijn beeld van iets op, door in zijn hersenen indrukken van “onderdelen” samen te voegen, zoals wij die zien dat doen als we een ruimtelijk beeld willen krijgen van iets dat we uit verschillende hoeken hebben bekeken. Dat is van de details naar het overzicht. Zijn manier om verbanden te leggen als hij iets betast, zal hij onwillekeurig ook gebruiken wanneer hij verbanden zoekt tussen informatie over evolutie , die over het hoofd wordt (of werd) gezien door ziende (what’s in a name) collega’s.

Hij beschreef voor de National Federation for the Blind over hoe hij als blinde zijn wetenschappelijk werk doet (zie https://nfb.org/Images/nfb/Publications/books/kernel1/kern0610.htm ). Het verslag getuigt van zijn enthousiaste gedrevenheid voor schelpen en biologie, die als kind aangemoedigd werd door zijn ouders en broer door artikels voor te lezen, boeken op band in te spreken, en door met hem op stap te gaan in de natuur. Sommige leraren op de middelbare school, en vele profesoren aan de universiteit hebben de intelligente, hardwerkende blinde jongeman verder aangemoedigd. Hij heeft nooit geaarzeld om zijn kans te wagen. Dat heeft hem verschillende studie- en onderzoeksbeurzen opgeleverd,en prijzen en onderscheidingen. Alles bijéén een gevulde wetenschappelijke loopbaan.
Hij heeft zijn energie en belangstelling gericht op wat hij goed kon en wat hem interesseerde:
• Omdat hij volledig blind werd toen hij drie jaar oud was, hebben zijn hersenen zich tijdens de inprentingsfase ontwikkeld om verbanden te leggen tussen wat hij voelt. Om brailleschrift te kunnen lezen met zijn vingertoppen, maar ook om de schelpen van zijn collectie en andere zaken te herkennen.
• Hij realiseerde zich als student dat er heel veel fossiele en hedendaagse schelpen gecatalogeerd in collecties zitten van musea en universiteiten, en dat schelpen zonder hun bewoners ongevaarlijk zijn. Giftige schelpen, zoals de purperslak, zijn in tropische wateren heel gevaarlijk voor duikers, wanneer ze er hun handen niet van afhouden.
• Hij las veel, en luisterde naar wat hem gezegd en voorgelezen werd. Hij nam notities in braille, wat uitmondde in een uitgebreide persoonlijke braillebibliotheek met notities over boeken en tijdschriftartikels uit zijn vakgebied.
• Hij leerde samenwerken met al wie het hem mogelijk maakte onderzoek te doen, zowel bij veldonderzoek als bij het doen van experimenten en het schrijven van artikels. Men loopt gemakkelijk infecterende snijwonden op bij veldwerk in ondiepe lagunes of op de kop van het koraal aan een kantrif, of op stranden waar begroeide oude oesterschelpen liggen, en er is ook kans om in dieper water te struikelen. Het getuigt van gezond verstand om dat nooit alleen te doen, ook wanneer men kan zien. De vrouw van Vermeij is een biologe en vaak werken zij samen bij veldwerk: een betere engelbewaarder kan ik me niet inbeelden.
Kort samengevat: Vermeij “picked his battles” en won zijn veldslagen.
Alhoewel Vermeij intelligente en beredeneerde keuzes maakte in zijn leven, en waarmee hij succes had, deel ik zijn opvatting niet dat intelligente keuzes in verband met leven, aanpassingen zijn die mensen verder helpen op het pad van de evolutie. Het voorbeeld hierboven is zijn niche-specialisatie die slechts voor een verwaarloosbaar klein aantal mensen is weggelegd. Vermeij heeft één dochter. Zelfs als ze de interesses van haar vader (en haar moeder) deelt, zal ze toch anders in de wereld staan omdat ze ziet. Wat voor hem heel goed gewerkt heeft, zal voor haar waarschijnlijk anders liggen. De “aanpassing” wordt niet doorgegeven aan de volgende generatie, er ontstaat op termijn geen ondersoort met die aanpassing als specifiek kenmerk.
De tekst geeft soms de indruk dat “genes selfish” zijn, en dat aanpassingen van de soort er komen door doelbewust handelen van de individuen van die soort. Doorheen het hele boek genomen schijnt Vermeij dat niet zo te bedoelen. De constanten in het gedrag zijn: honger stillen en dorst lessen, schuilen in kou en slecht weer en bij uitputting, vluchten of vechten, en geslachts- en territoriumdrift. De selectie gebeurt op basis van hoe goed ze dat doen, niet omdat ze graag zouden veranderen..
Vermeij gebruikt vaak analogieën om zijn theorieën te veralgemenen. Die kunnen helpen om nieuwe werkhypotheses op het spoor te komen. Maar alvorens ze als waar en echt te verkopen, moeten die eerst met wetenschappelijke experimenten aangetoond worden,. De schrijver beschouwt de “natuurlijke” processen van evolutie en aanpassing van soorten door concurrentie en selectie, als regelsystemen met terugkoppeling en een aantal randvoorwaarden. Om daarna vlot over te wippen naar mensen en economie. Ondanks dat hij weet dat de huidige obsessie met groei , een stijgend BNP en met meer, sneller en goedkoper, de energie- en grondstoffenvoorraden van de aarde uitput, meer broeikasgassen in de atmosfeer en meer afval op land en zee veroorzaakt, gelooft hij dat de deregulering in de USA een goede zaak was. Dit boek werd oorspronkelijk in 2010 uitgegeven. Ik zou verwachten dat Vermeij toen al wist dat de bankencrisis van 2008 veroorzaakt werd door het op grote schaal verstrekken van vastgoedhypotheken in de USA aan mensen die ze niet konden terugbetalen. Waarna de banken de “giftige hypotheken” herverpakten in niet gereguleerde financiële producten, die ze met overdreven gunstige financiële ratings doorverkochten. De zakenbanken en institutionele beleggers wisten niet goed wat ze hadden gekocht, of veronderstelden dat de prijzen van huizen altijd zouden blijven stijgen zodat de opbrengst van de verkoop van de huizen van ontleners die hun lening niet meer af konden betalen, het openstaande bedrag volledig dekten. Dat is heel wat anders dan een vastgoedzeepbel die uiteenspat, wat Vermeij aangeeft als de oorzaak van de crisis. Die werd veroorzaakt door roekeloos en misdadig gedrag van de betrokken banken en ratingbureaus. Het aan banden leggen van de normale concurrentie, en het drukken van bijkomend geld en verlagen van de basisrente door de nationale banken heeft the survival of the fittest bank niet bevorderd. “Ongesofistikeerde” banken in de ontwikkelingslanden hebben geen last van de crisis gehad, en spaarbanken bij ons, die zich niet met beleggingen inlieten, ook niet. Sommige financiële instellingen die met belastingsgeld van het faillissement zijn gered, betalen terug bonussen aan hun directie terwijl hun schulden aan de overheid nog niet zijn afbetaald.
Een begrijpelijke tekst is heel belangrijk om wetenschappelijke bevindingen uit te leggen aan het grote publiek. Het was beter geweest indien in het boek systematisch werd aangegeven wanneer het over de eigenschappen van een individu uit een populatie gaat en wanneer over die van de populatie zelf. Een vaste terminologie gebruiken had geholpen om de zaak uit te leggen, en ook indien minder gangbare termen aan het begin waren gedefinieerd en/of uitgelegd. Ik heb het aantal keren niet geturfd dat het woord “emergent” in de tekst stond. Vermoedelijk een slechte vertaling (?) van het Engelse “emerging” (in wording), maar “in wording” past niet altijd in de context. Er staan nogal wat gewrongen passieve zinnen. In het Nederlands zijn actieve zinnen duidelijker . Dit zijn schoonheidsfouten, en gaan niet over de inhoud.
… (meer)
 
Gemarkeerd
KoenvMeulen | 1 andere bespreking | Jan 5, 2017 |

Prijzen

Misschien vindt je deze ook leuk

Statistieken

Werken
10
Leden
215
Populariteit
#103,625
Waardering
3.8
Besprekingen
2
ISBNs
21
Talen
1

Tabellen & Grafieken