Thoth, (1996) no.6, p.183:
“De bibliothecaris van de Verenigde Gootloge van Engeland. Hij is bekend als iemand die duidelijk stelling neemt tegn de opvatting, dat de Vrijmetselarij voortkomt uit de oude bouwgilden.”
Besproken in AMT, november (1986), pp.279-282:
“De speculatieve Vrijmetselarij is derhalve volgens de jongste inzichten ontstaan in Engeland. Nu geen enkel verband is gevonden met enige operatieve steenhouwerij blijft het voorshands raadselachtig hoe deze beweging wél tot stand is gekomen. Het is mogelijk dat zij ontstaan is uit één der vele ‘Box Clubs’. Een dergelijke Club beheerde een ‘Box’, een fonds, waaraan alle leden bijdroegen ten einde in geval van nood de deelnemers te kunnen bijstaan…Een andere, daarmee niet strijdige, plausibele veronderstelling is dat zich groepen critici van de bovenstaande hoogst intolerante samenleving aaneen gesloten hebben onder het móm van een te respecteren oud gilde.”
Besproken in AQC, jrg.98 (1985), 1986, p.222:
“The book could well become a ‘must’ for anyone wishing to have an overall view of Freemasonry in these islands ‘and its districts overseas’ at the present time. It deftly and succinctly describes both the development and present state of masonic government, practice and thinking and does so in an easily-followed manner. Nothing of consequence is omitted and the serious enquirer about the Craft, and certainly the newest members of our fraternity, would benefit enormously from reading these pages before making their own judgements on that to which they do or do not belong.
Yet the book can also be a most useful guide to the erstwhile student of Freemasonry by showing him in modest compass the range of subjects which have still not be fully or satisfactorily resolved. The summaries of views on the ‘Origin’, ‘Pre-1717 English Evidence’, and the ‘English Royal Arch’ alone give the reader not only a measure of the comprehensive grasp of these subjects by the author but also timely warnings about making false claims of solution to the problems that remain.
The book is also extremely useful at the present moment by reason of its careful presentation of the current ‘attacks’ on the Craft and showing some of the many arguments that can properly be marshalled to allay any misgivings.”

Thoth, (1996) no.6, p.183:
“De bibliothecaris van de Verenigde Gootloge van Engeland. Hij is bekend als iemand die duidelijk stelling neemt tegn de opvatting, dat de Vrijmetselarij voortkomt uit de oude bouwgilden.”
Besproken in AMT, november (1986), pp.279-282:
“De speculatieve Vrijmetselarij is derhalve volgens de jongste inzichten ontstaan in Engeland. Nu geen enkel verband is gevonden met enige operatieve steenhouwerij blijft het voorshands raadselachtig hoe deze beweging wél tot stand is gekomen. Het is mogelijk dat zij ontstaan is uit één der vele ‘Box Clubs’. Een dergelijke Club beheerde een ‘Box’, een fonds, waaraan alle leden bijdroegen ten einde in geval van nood de deelnemers te kunnen bijstaan…Een andere, daarmee niet strijdige, plausibele veronderstelling is dat zich groepen critici van de bovenstaande hoogst intolerante samenleving aaneen gesloten hebben onder het móm van een te respecteren oud gilde.”
Besproken in AQC, jrg.98 (1985), 1986, p.222:
“The book could well become a ‘must’ for anyone wishing to have an overall view of Freemasonry in these islands ‘and its districts overseas’ at the present time. It deftly and succinctly describes both the development and present state of masonic government, practice and thinking and does so in an easily-followed manner. Nothing of consequence is omitted and the serious enquirer about the Craft, and certainly the newest members of our fraternity, would benefit enormously from reading these pages before making their own judgements on that to which they do or do not belong.
Yet the book can also be a most useful guide to the erstwhile student of Freemasonry by showing him in modest compass the range of subjects which have still not be fully or satisfactorily resolved. The summaries of views on the ‘Origin’, ‘Pre-1717 English Evidence’, and the ‘English Royal Arch’ alone give the reader not only a measure of the comprehensive grasp of these subjects by the author but also timely warnings about making false claims of solution to the problems that remain.
The book is also extremely useful at the present moment by reason of its careful presentation of the current ‘attacks’ on the Craft and showing some of the many arguments that can properly be marshalled to allay any misgivings.”

Thoth, (1996) no.6, p.183:
“De bibliothecaris van de Verenigde Gootloge van Engeland. Hij is bekend als iemand die duidelijk stelling neemt tegn de opvatting, dat de Vrijmetselarij voortkomt uit de oude bouwgilden.”
Besproken in AMT, november (1986), pp.279-282:
“De speculatieve Vrijmetselarij is derhalve volgens de jongste inzichten ontstaan in Engeland. Nu geen enkel verband is gevonden met enige operatieve steenhouwerij blijft het voorshands raadselachtig hoe deze beweging wél tot stand is gekomen. Het is mogelijk dat zij ontstaan is uit één der vele ‘Box Clubs’. Een dergelijke Club beheerde een ‘Box’, een fonds, waaraan alle leden bijdroegen ten einde in geval van nood de deelnemers te kunnen bijstaan…Een andere, daarmee niet strijdige, plausibele veronderstelling is dat zich groepen critici van de bovenstaande hoogst intolerante samenleving aaneen gesloten hebben onder het móm van een te respecteren oud gilde.”
Besproken in AQC, jrg.98 (1985), 1986, p.222:
“The book could well become a ‘must’ for anyone wishing to have an overall view of Freemasonry in these islands ‘and its districts overseas’ at the present time. It deftly and succinctly describes both the development and present state of masonic government, practice and thinking and does so in an easily-followed manner. Nothing of consequence is omitted and the serious enquirer about the Craft, and certainly the newest members of our fraternity, would benefit enormously from reading these pages before making their own judgements on that to which they do or do not belong.
Yet the book can also be a most useful guide to the erstwhile student of Freemasonry by showing him in modest compass the range of subjects which have still not be fully or satisfactorily resolved. The summaries of views on the ‘Origin’, ‘Pre-1717 English Evidence’, and the ‘English Royal Arch’ alone give the reader not only a measure of the comprehensive grasp of these subjects by the author but also timely warnings about making false claims of solution to the problems that remain.
The book is also extremely useful at the present moment by reason of its careful presentation of the current ‘attacks’ on the Craft and showing some of the many arguments that can properly be marshalled to allay any misgivings.”