StartGroepenDiscussieMeerTijdgeest
Doorzoek de site
Onze site gebruikt cookies om diensten te leveren, prestaties te verbeteren, voor analyse en (indien je niet ingelogd bent) voor advertenties. Door LibraryThing te gebruiken erken je dat je onze Servicevoorwaarden en Privacybeleid gelezen en begrepen hebt. Je gebruik van de site en diensten is onderhevig aan dit beleid en deze voorwaarden.

Resultaten uit Google Boeken

Klik op een omslag om naar Google Boeken te gaan.

Bezig met laden...

Bronnen van het zelf de ontstaansgeschiedenis van de moderne identiteit

door Charles Taylor

Andere auteurs: Zie de sectie andere auteurs.

LedenBesprekingenPopulariteitGemiddelde beoordelingAanhalingen
1,094718,296 (4.35)6
'Most of us are still groping for answers about what makes life worth living, or what confers meaning on individual lives', writes Charles Taylor in Sources of the Self. 'This is an essentially modern predicament.' Charles Taylor's latest book sets out to define the modern identity by tracing its genesis, analysing the writings of such thinkers as Augustine, Descartes, Montaigne, Luther, and many others. This then serves as a starting point for a renewed understanding of modernity. Taylor argues that modern subjectivity has its roots in ideas of human good, and is in fact the result of our long efforts to define and attain the good. The modern turn inwards is far from being a disastrous rejection of rationality, as its critics contend, but has at its heart what Taylor calls the affirmation of ordinary life. He concludes that the modern identity, and its attendant rejection of an objective order of reason, is far richer in moral sources that its detractors allow. Sources of the Self provides a decisive defence of the modern order and a sharp rebuff to its critics.… (meer)
Bezig met laden...

Meld je aan bij LibraryThing om erachter te komen of je dit boek goed zult vinden.

Op dit moment geen Discussie gesprekken over dit boek.

» Zie ook 6 vermeldingen

Engels (5)  Frans (1)  Nederlands (1)  Alle talen (7)
De filosoof Charles Taylor stelt dat de identiteit van een persoon wordt bepaald door wat hij van waarde vindt. Wie je als mens bent, hangt samen met wat je beschouwt als het goede. Wil de moderne mens zin ervaren, dan zal hij op zoek moeten naar wat hij werkelijk waardevol vindt en daar praktisch gevolg aan moeten geven.

Taylor stelt de moraalfilosofische vraag: wat is werkelijk waardevol voor de moderne mens? In zijn hoofdwerk Bronnen van het zelf (1989, 2007) bestudeert hij wat voor de mens in deze moderne tijd werkelijk waardevol is en hij vraagt zich in dit verband af wat nu eigenlijk een zinvol leven is. Daartoe onderzoekt hij de ontstaansgeschiedenis van de moderne identiteit. Hij beschrijft de verschillende referentiekaders die de mens heeft gehad in de ontstaansgeschiedenis van onze morele identiteit. Hij wil aantonen hoe deze kaders hebben geleid tot hoe we ons zelf in deze tijd zien, waar we in de moderne tijd uit putten in het vorm geven van onze levens en het definiëren van wat we nastreven en goed vinden.

Het verband tussen moraliteit en zin

In zijn studie naar hoe de moderne identiteit tot stand is gekomen, neemt Taylor het verband tussen identiteit en moraliteit onder de loep. In de visie van Taylor houdt moraliteit nauw verband met wat voor een modern individu een zinvol leven is. De vraag naar wat een waardevol leven is, is in de moderne samenleving problematischer dan in tijden waarin duidelijke referentiekaders hun invloed deden gelden (Taylor 2007, p. 27). In de huidige tijd verlaten mensen zich zeker nog op referentiekaders, maar het probleem is dat zij niet algemeen gedeeld worden en daarmee tot relatief verworden zijn. Bovendien worden ze vanuit (natuur)wetenschappelijk perspectief vaak ter discussie gesteld; moraal zou een kwestie van willekeur of projectie zijn. Dit is het naturalistische standpunt dat Taylor met kracht bestrijdt.

De rol van referentiekaders in betekenisgeving

Wij weten ons ten aanzien van het goede minder goed uit te spreken dan onze voorouders (Taylor 2007, p. 126). Daarmee wordt voor moderne individuen de zin van het leven lastig te bepalen. Moderne mensen richten hun leven in naar bepaalde maatstaven. Zij hebben dus nog wel maatstaven, maar zijn zich vaak niet bewust van de achterliggende waardekaders. Ze hebben wel een notie van waarom ze beslissingen nemen, het ene boven het andere verkiezen, iets belangrijk vinden en iets anders afkeuren, maar de bron daarvan weten ze vaak niet te benoemen. Desondanks heeft ieder mens wel een kader van waaruit hij zijn leven leeft, ook al is hij zich niet altijd bewust van zijn kader. We hanteren referentiekaders bij wat we belangrijk vinden (Taylor 2007, p. 40). Voor de moderne tijd onderscheidt Taylor drie dimensies van moreel denken: besef van respect voor anderen, inzichten in wat een leven vervullend maakt en denkbeelden in verband met waardigheid (Taylor 2007, p. 25). Zowel het idee van respect, opvattingen over wat vervulling geeft als opvattingen over wat waardigheid inhoudt worden gevormd vanuit bepaalde referentiekaders.

Referentiekaders, door Taylor ook wel achtergrondinzichten of horizonnen genoemd, zijn van beslissend belang omdat ze op verschillende manieren met de dimensies van ons morele leven verbonden zijn. In het expliciteren van de waarde van een bepaalde vorm van leven geven we uitdrukking aan referentiekaders. Onze achtergrondinzichten zijn bepalend voor onze opvattingen over wat van waarde is, voor wat we benoemen als het goede. Taylor verdedigt het standpunt dat het onmogelijk is om het zonder referentiekaders te stellen. Zonder horizon is de betekenisgeving ontworteld (Taylor 2007, p. 42).

De onvermijdelijkheid van de horizonnen verwijst volgens Taylor naar een fundamenteel morele ontologie. Hij beschouwt het als fundamenteel dat we als mens bestaan in een morele ruimte van vragen. De morele ruimte bestaat al voordat wij in staat zijn antwoord te geven op de vragen die binnen deze ruimte bestaan, onze levensvragen. We kunnen geen afstand nemen van onze ruimtelijke oriëntatie. Met deze stelling wordt door Taylor het naturalistische standpunt dat referentiekaders niet noodzakelijk zijn, uitgedaagd.

Taylor schetst hoe identiteit en moraliteit met elkaar in verband staan. Als we over identiteit spreken, verwijzen we meestal naar het zelf. Taylor wijst erop dat het morele zelf van een andere orde is dan andere vormen van identiteit (Taylor 2007, p. 48). Dit zelf is geen object dat wetenschappelijk te onderzoeken is, maar wordt geconstrueerd naar de beweging in een bepaalde ruimte van vragen en het zoeken en vinden van een oriëntatie ten aanzien van het goede.

Vier verschillende dimensies van het zelf

Door Taylor worden vier verschillende dimensies van het zelf onderscheiden, te weten het historische ofwel temporele zelf, het talige ofwel narratieve zelf, het sociale ofwel intersubjectieve zelf en het morele zelf.

Het historische zelf

Wat betreft het historische of temporele zelf: het zelf bestaat niet bij de gratie van zelfbewustzijn, maar bij de gratie van zijn betekenis, zijn betrokkenheid op het goede, zijn bepaling in een morele ruimte. Mijn zelfinzicht kan niet zonder een temporele diepte en houdt noodzakelijkerwijs een verhaal in. Wie ik ben is een oriëntatie; mijn verleden heeft mij gemaakt tot wie ik nu ben en mijn gerichtheid op de toekomst bepaalt waar ik heen ga. ‘Het thema van onze situatie kan nooit volledig worden bepaald door war we zijn, want we zijn ook altijd aan het veranderen en in wording. …Een voorwaarde om onszelf betekenis te geven, is het greep krijgen op ons leven in een verhaal’ (Taylor 2007, p. 93-94).

Het talige zelf

Het zelf bestaat uit zelfinterpretatie, welke uitgedrukt wordt middels de taal: er is sprake van een talig ofwel narratief zelf. De taal geeft de mogelijkheid te verwoorden waar ik sta, ook al blijft de zelfinterpretatie deels onverwoord (Taylor 2007, p. 51). Waar ik sta giet ik in de vorm van een verhaal. Het verhaal is wat ik ben, wie ik ben geworden en wat ik van plan ben te worden (Taylor 2007, p. 54). De taal helpt mij morele kracht te vinden, door uit te spreken wat het goede is. Door het goede word ik bewogen het goede te doen en het goede te zijn. Het is nodig om te verwoorden wat het goede is, omdat het helpt de ontkenning van een kwalitatief contrast te doorzien en de verwarring te onthullen. Het helpt om morele kracht te vinden (Taylor 2007, p. 133). De taal maakt deel uit van het zelf. Het zelf en zijn uitdrukking in de taal kan alleen maar bestaan temidden van anderen. Zo kunnen we ook dezelfde talige ruimte delen. Ik geef betekenis en leer betekenissen in een gedeelde talige ruimte, welke de basis vormt voor onderscheiding.

Het sociale zelf

Het zelf heeft altijd een sociaal component: een zelf bestaat slechts binnen wat Taylor netwerken van gesprek noemt. Hier is sprake van het sociale of intersubjectieve zelf. Wie ik ben is tegen wie en van waaruit ik spreek. Identiteit is een standpunt in een bepalende gemeenschap (Taylor 2007, p. 52). Individualiteit is niet buiten de gemeenschap te plaatsen: individualiteit kan bestaan door het contrast met de omgeving. Ik ontwikkel mijn eigenheid bij de gratie van anderen. Ik plaats mijzelf niet buiten mijn omgeving, ik verhoud mij ertoe, waarbij het gesprek, de taal, een belangrijk bindmiddel vormt.

Het morele zelf

De notie van het zelf die in verband staat met onze behoefte aan identiteit hangt samen met een zekere oriëntatie met betrekking tot het goede. Het morele zelf impliceert een diepte, een gelaagdheid om een identiteit te hebben. ‘We zijn slechts een zelf voor zover bepaalde kwesties voor ons van belang zijn. Wat ik ben als zelf, mijn identiteit, wordt in essentie bepaald door de wijze waarop de dingen betekenis voor me hebben’ (Taylor 2007, p. 50).

Het verband tussen identiteit en morele oriëntatie is ten eerste historisch geworteld. In de postmoderne tijd is individualiteit meer van belang in het ontdekken van identiteit dan in eerdere tijden het geval was. Ten tweede is de vraag naar het verband tussen identiteit en oriëntatie te beantwoorden met de morele ruimte waarbinnen we ons zelf plaatsen. Wie ik ben is een oriëntatie hebben binnen een morele ruimte van vragen. Dit zijn de vragen waarop de beschrijving van ons referentiekader de antwoorden zijn, en de horizon bieden waarbinnen we weten waar we staan en welke betekenissen de dingen voor ons hebben. Identiteit heeft de rol ons oriëntatie te bieden, ons het kader te geven waarbinnen de dingen betekenis voor ons hebben. Onze identiteit helpt ons te bepalen wat belangrijk voor ons is en wat niet. Wie ik ben heeft te maken met mijn bestaansoriëntatie.

Morele oriëntatie als basis voor betekenis

Mijn identiteit bestaat uit mijn oriëntatie binnen de morele ruimte en deze geeft aan hoe ik mijn leven betekenis geef. Een volgende belangrijke notie van Taylor komt hier aan de orde: referentiekaders impliceren kwalitatieve contrasten, ook wel sterke waarderingen genoemd. In Philosophical papers I gaat hij in op wat hij benoemt als sterke en zwakke evaluatie. Bij sterke evaluatie gaat het ons om de kwaliteit van onze motivaties. Sterke evaluatie heeft betrekking op de kwalitatieve waarde van verschillende verlangens (Taylor 1999, p. 17). Bij sterke evaluatie worden met behulp van de taal evaluatieve onderscheidingen uitgedrukt. Er worden polen uitgedrukt van goed-slecht, wenselijk-onwenselijk; er worden contrasten gegeven. Contrasten zijn nodig om te weten waar men het over heeft; de kleur rood kan men benoemen wanneer een andere kleur bestaat. Bij sterke evaluatie moeten we de alternatieven in contrasten uitdrukken om te kunnen benoemen wat beter is, wenselijker is dan het andere. Dit is niet het geval bij zwakke evaluatie (Taylor 1999, p. 20).

De horizon waarbinnen ik leef, veronderstelt hyperwaarden op basis waarvan ik mijn morele positie bepaal en mijn leven vormgeef. Kwalitatieve contrasten bepalen de referentiekaders en zijn bepalende oriëntaties. Ze vormen betwistbare antwoorden op bepalende vragen. Ze vormen ‘the best account’, wat vertaald kan worden met de beste verklaring of het BA-principe (Taylor 2007, p. 108). Het geheel aan sterke waarderingen bepaalt hoe een persoon in het leven staat. Dit is een positie welke stevig bepaald is, maar welke op basis van opnieuw evalueren kan wijzigen. De beste verklaring is geen vaststaand verhaal, het verhaal krijgt vorm in de loop van de tijd van het zelf. Identiteit bestaat niet zonder sterke waarderingen, aldus Taylor (Taylor 2007, p. 45).

Het goede als voorwaarde voor zin en identiteit

Taylor heeft betoogd dat we een oriëntatie met betrekking tot het goede nodig hebben om ons leven een minimale zin te geven en om een identiteit te hebben. Volgens hem betekent dat een zeker besef van kwalitatief contrast, van een hyperwaarde, van het onvergelijkbaar hogere. Het besef van het goede moet worden verweven met het inzicht in het leven als een zich ontvouwend verhaal. Hiermee wordt een nieuwe fundamentele voorwaarde vastgesteld om onszelf betekenis te geven, dat we greep krijgen op ons leven in een verhaal. Om een besef te hebben van wie we zijn, moeten we een notie hebben van hoe we zijn geworden, wie we zijn en van waar we naartoe gaan. Vanuit mijn besef van waar ik ben met betrekking tot het goede, maak ik plannen voor de richting van mijn leven op basis van de verschillende mogelijkheden.

Bronnen van zin voor het moderne individu zijn dus gelegen in wat Taylor kwalitatieve contrasten of hyperwaarden noemt. Dat mensen op zoek gaan naar en bewust zijn van hun hoogste goed en daar uiting aan geven is in de moderne tijd belangrijk voor het vinden van zin. Taylor neemt de stelling in dat je als mens een verhouding hebt ten opzichte van de wereld, maar dat je die verhouding ook zelf moet vormgeven. Hij doet een moreel appèl op de mens; om een zinvol leven te leiden zal je je eigen positie ten opzichte van de dingen moeten bepalen. De opvatting van Taylor over authenticiteit houdt verband met positiebepaling in plaats van ontkenning. Het gaat erom jezelf tot uiting te brengen vanuit je bron van waarde, expressie te geven aan datgene wat je belangrijk vindt.

Taylor zet neer dat ieder mens terugvalt op een notie van het goede. Het is van wezenlijk belang op zoek te gaan naar de eigen sterke waarderingen, de eigen kwalitatieve contrasten om zichzelf te kunnen positioneren in de omgeving. Om te weten wie ik ben, dien ik te weten waar ik sta. De vraag “wat is van de hoogste waarde?” moet ik mijzelf stellen, waarbij het antwoord bepalend is voor hoe ik in het leven sta. ‘Het thema moet voor ons niet alleen zijn waar we zijn, maar ook waar we naartoe gaan…’ (Taylor 2007, p. 65). Je moet als mens zelf onderzoeken wat jouw verhouding tot het goede is.
  aitastaes | Jan 27, 2015 |
toegevoegd door lmullen | bewerkNew York Review of Books, Bernard Williams (betaal website) (Nov 8, 1990)
 

» Andere auteurs toevoegen (3 mogelijk)

AuteursnaamRolType auteurWerk?Status
Charles Taylorprimaire auteuralle editiesberekend
Melançon, CharlotteVertalerSecundaire auteursommige editiesbevestigd

Onderdeel van de uitgeversreeks(en)

Sector XV (001451)
Je moet ingelogd zijn om Algemene Kennis te mogen bewerken.
Voor meer hulp zie de helppagina Algemene Kennis .
Gangbare titel
Oorspronkelijke titel
Alternatieve titels
Oorspronkelijk jaar van uitgave
Mensen/Personages
Informatie afkomstig uit de Engelse Algemene Kennis. Bewerk om naar jouw taal over te brengen.
Belangrijke plaatsen
Belangrijke gebeurtenissen
Verwante films
Motto
Opdracht
Eerste woorden
Informatie afkomstig uit de Engelse Algemene Kennis. Bewerk om naar jouw taal over te brengen.
I want to explore various facets of what I will call the 'modern identity'.
Citaten
Laatste woorden
Ontwarringsbericht
Uitgevers redacteuren
Auteur van flaptekst/aanprijzing
Informatie afkomstig uit de Engelse Algemene Kennis. Bewerk om naar jouw taal over te brengen.
Oorspronkelijke taal
Gangbare DDC/MDS
Canonieke LCC

Verwijzingen naar dit werk in externe bronnen.

Wikipedia in het Engels (1)

'Most of us are still groping for answers about what makes life worth living, or what confers meaning on individual lives', writes Charles Taylor in Sources of the Self. 'This is an essentially modern predicament.' Charles Taylor's latest book sets out to define the modern identity by tracing its genesis, analysing the writings of such thinkers as Augustine, Descartes, Montaigne, Luther, and many others. This then serves as a starting point for a renewed understanding of modernity. Taylor argues that modern subjectivity has its roots in ideas of human good, and is in fact the result of our long efforts to define and attain the good. The modern turn inwards is far from being a disastrous rejection of rationality, as its critics contend, but has at its heart what Taylor calls the affirmation of ordinary life. He concludes that the modern identity, and its attendant rejection of an objective order of reason, is far richer in moral sources that its detractors allow. Sources of the Self provides a decisive defence of the modern order and a sharp rebuff to its critics.

Geen bibliotheekbeschrijvingen gevonden.

Boekbeschrijving
Haiku samenvatting

Actuele discussies

Geen

Populaire omslagen

Snelkoppelingen

Waardering

Gemiddelde: (4.35)
0.5
1
1.5
2 1
2.5 1
3 6
3.5 1
4 15
4.5 2
5 28

Ben jij dit?

Word een LibraryThing Auteur.

 

Over | Contact | LibraryThing.com | Privacy/Voorwaarden | Help/Veelgestelde vragen | Blog | Winkel | APIs | TinyCat | Nagelaten Bibliotheken | Vroege Recensenten | Algemene kennis | 202,660,779 boeken! | Bovenbalk: Altijd zichtbaar