StartGroepenDiscussieMeerTijdgeest
Doorzoek de site
Onze site gebruikt cookies om diensten te leveren, prestaties te verbeteren, voor analyse en (indien je niet ingelogd bent) voor advertenties. Door LibraryThing te gebruiken erken je dat je onze Servicevoorwaarden en Privacybeleid gelezen en begrepen hebt. Je gebruik van de site en diensten is onderhevig aan dit beleid en deze voorwaarden.

Resultaten uit Google Boeken

Klik op een omslag om naar Google Boeken te gaan.

Bezig met laden...

Lof der zotheid (1515)

door Desiderius Erasmus

Andere auteurs: Zie de sectie andere auteurs.

LedenBesprekingenPopulariteitGemiddelde beoordelingDiscussies / Aanhalingen
3,930543,085 (3.81)1 / 71
Uit die omvangryke bydrae wat Erasmus gemaak het, is Encomium Moriae (Tot lof van Dwaasheid) die bekendste. Dit verskyn in 1511, word 39 keer voor sy dood herdruk en word vandag steeds in verskillende tale vertaal.
Bezig met laden...

Meld je aan bij LibraryThing om erachter te komen of je dit boek goed zult vinden.

» Zie ook 71 vermeldingen

Engels (22)  Spaans (10)  Nederlands (9)  Catalaans (7)  Italiaans (2)  Portugees (Portugal) (1)  Zweeds (1)  Duits (1)  Frans (1)  Alle talen (54)
1-5 van 9 worden getoond (volgende | toon alle)
Er is en was veel zotheid in de wereld....
  marcsymoensgent | Sep 22, 2019 |
Vooral interessant om te lezen hoe Erasmus rond 1500 tegen de maatschappij aankeek. Soms nog verrassend gelijk aan tegenwoordig. De manier van preken die werd beschreven, herken ik nog van de dominees uit mijn jeugd. Ook wel vermakelijk, al is de 19e eeuwse vertaling wel een opgave om te lezen. ( )
  stafhorst | Dec 23, 2016 |
De Lof der zotheid (Moriae encomium, sive Stultitiae laus) is het bekendste werk uit de renaissance van de Nederlandse humanist Desiderius Erasmus. Het is een satire die in 1512 werd gepubliceerd.

Erasmus schreef het werk in het Latijn in 1509, nadat hij was teruggekeerd van een reis naar Italië en in Engeland, in de week dat hij bij zijn vriend Thomas More verbleef. Hij liet het in 1511 in Parijs publiceren. Een exemplaar van een in Basel gedrukt boek werd geïllustreerd met pen- en inkttekeningen van Hans Holbein de Jonge. In 1676 werden naar deze tekeningen gravures gemaakt voor een Berlijnse uitgever.

Bij monde van de Zotheid (Stultitia), die samen met haar vijf dochters over de wereld heerst, worden allerlei menselijke dwaasheden aan de kaak gesteld. Behalve kerkelijke autoriteiten worden ook kooplieden, vorsten en wetenschappers bekritiseerd.

Het wordt beschouwd als een van de meest invloedrijke werken van de westerse beschaving en ook als een boek dat de weg vrijmaakte voor de reformatie.

Erasmus was een goede vriend van Thomas More en deelde diens droge gevoel voor humor en intellectuele interesses. Erasmus droeg de Lof der Zotheid ook op aan deze Engelse humanist wiens Utopia enkele jaren later tot stand kwam. De Griekse titel Morias enkomion kan ook gelezen worden als Lof voor More, en zulke twee- en drievoudige betekenissen vindt men de hele tekst door.


Inhoud
[verbergen] 1 Bespreking 1.1 Inleiding
1.2 Hoofdstuk 23: Door de zotheid komen oorlogen
1.3 Hoofdstuk 53: Spitsvondige Theologen

2 De reformatie 2.1 Hoofdstuk 54: Holle hoofden onder de monnikskap
2.2 Hoofdstuk 57: De inhalige bisschoppen
2.3 Hoofdstuk 58: Ware opvolgers der apostelen
2.4 Hoofdstuk 59: Christus’ waardige plaatsbekleder?

3 Erasmuscollectie
4 Externe links
5 Literatuur


[bewerken] Bespreking

[bewerken] Inleiding

De inleiding van het werk bevat verschillende interessante gegevens, die meteen de toon van de rest van het werk zetten. Allereerst is er de begroeting aan Thomas More, de persoon aan wie het boek geschreven is. Thomas More was een Engelse humanist die een paar jaar later “Utopia” zou schrijven, over een perfecte maatschappij met een feilloos besturingssysteem. Erasmus vertelt zijn vriend dat hij dit werkje heeft geschreven als amusement, en hij draagt het op aan More (leuke woordspeling: More is Morus in het Latijn, en dit gelijkt zeer op Moria in het Grieks, wat Zotheid betekent). Na de begroeting spreekt hij voor al diegenen die zijn werk zullen bekritiseren, en zegt hen dat ze zich niet zo moeten opwinden. Ten eerste, zo zegt Erasmus, is hij niet de eerste die een lofrede schrijft. Ten tweede vraagt Erasmus zich af waarom geleerden zich niet mogen amuseren, en al de rest van de bevolking wel? Het is trouwens hier dat Erasmus al de eerste steek geeft naar zogenaamde geleerden.

Bijvoorbeeld als iemand in een uit citaten in elkaar geflanst betoog een lange lofzang op de welsprekendheid of de wijsbegeerte houdt, of een ander een lofrede op een of andere vorst neerschrijft, en een derde aanspoort om de oorlog tegen de turken te beginnen.

Ten derde zegt hij dat begaafde schrijvers altijd de vrijheid is gegeven om ongestraft de maatschappij te bekritiseren, zolang die vrijheid niet ontaardde in kwaadaardigheid. Deze vrijheid is nu echter weggenomen zegt hij, en op dat moment haalt hij venijnig uit naar de kerk:

Voorts kan men enige mensen aantreffen die de godsdienst zo op zijn kop zetten dat ze nog eerder Christus zelf ernstig zouden beledigen dan dat er ook nog maar een heel onschuldig grapje op een bisschop of vorst wordt gemaakt, vooral als dat iets heeft te maken met ‘het slijk der aarde’.

Hij heeft hier twee vliegen in een klap. Allereerst zegt hij dat de onberispelijkheid van hoog aangeschrevenen niet in vraag wordt gesteld en vervolgens merkt hij op dat deze hoog aangeschrevenen vaak geheimen hebben die ze liever niet bekend zien gemaakt worden, zeker als ze over hun geld gaan.

Ten vierde vraagt Erasmus zich af of je bij een beoordeling van een persoon zonder diens naam te noemen, nog kwetst of dat je eigenlijk gewoon vermaant. In diezelfde context zegt hij ook dat wanneer je niemand ontziet (dus wanneer je iedereen beoordeelt), je niemand viseert en niemand zich aangesproken kan voelen.

Uit deze inleiding kunnen we verschillende zaken afleiden. Ten eerste uit het feit dat Erasmus zegt dat hij het werkje zonder enige moeite heeft geschreven. Hieruit volgt dat of Erasmus was een zeer begenadigd schrijver om zomaar een werk te schrijven dat de geschiedenis van West-Europa mee heeft beïnvloed, of hij liegt. Indien hij werkelijk liegt is het wel komisch omdat hij dan zichzelf bespot in zijn werk, namelijk in Hoofdstuk 4, daar zegt hij dat de retoren beweren dat ze hun grootste werken spelenderwijs hebben geschreven, terwijl ze er eigenlijk dertig volle jaren aan hebben gezwoegd. Het is natuurlijk duidelijk dat Erasmus geen dertig jaar heeft gewerkt aan zijn werk (daar had hij de tijd niet voor), maar verder in zijn werk wordt het duidelijk dat hij niet vies is van een beetje zelfspot. Ten tweede kunnen we afleiden uit zijn verschillende verantwoordingen voor de ‘brutaliteit’ van zijn werk dat hij eigenlijk reacties verwachtte, en waarschijnlijk zelfs wilde uitlokken.

Na de inleiding begint Erasmus met de Lof der Zotheid. Hiervoor kruipt hij zelf in de huid van de Zotheid.

[bewerken] Hoofdstuk 23: Door de zotheid komen oorlogen

In dit hoofdstuk zegt Erasmus dat de bron van alle oorlog de zotheid is. Citaat:

Wat is er zotter dan om welke redenen ook een strijd aan te gaan van dien aard dat beide partijen er meer nadeel dan voordeel van ondervinden?

[bewerken] Hoofdstuk 53: Spitsvondige Theologen

Voor Erasmus dit hoofdstuk aanvangt vertelt hij eerst nog snel dat hij misschien beter aan dit hoofdstuk zwijgend voorbij zou moeten gaan om geen slapende honden wakker te maken. Hij weet dus al dat het hoofdstuk op veel protest gaat stuiten (dit merkten we ook al in de inleiding). Hij slaat zijn eigen waarschuwing echter in de wind, en schrijft het hoofdstuk toch. Dat dit hoofdstuk een van de belangrijkste is in het boek merken we onmiddellijk op door de omvang (Hoofdstuk 53 is het grootste in heel het werk).

Het hoofdstuk begint al meteen scherp door Erasmus die zegt dat de Theologen de inquisitie gebruiken naar hun goeddunken. Daarna klaagt hij de verschillende antwoorden van de theologen aan, die vaak kant noch wal raken.

Ze zijn omringd door een zo grote schare professorale definities, conclusies, consequenties, uitdrukkelijke en stilzwijgende stellingen, beschikken over zo’n massa uitwijkmogelijkheden dat, ook al zouden ze nog zo in Vulcanus’ netten verstrikt raken, ze zouden toch ontkomen door hun fijne nuances waarmee ze alle knopen zo gemakkelijk doorhakken dat de scherpe bijl van Tenes het niet kan verbeteren; zozeer wemelen ze van pas bedachte woordjes en wonderbaarlijke uitdrukkingen.

Daarop volgt zijn beklag over het drukte maken over banale vraagstukken zoals de wijze waarop Christus is ontvangen, Is de hypothese mogelijk: God de Vader haat Zijn Zoon, enz. En zo zijn er nog veel meer, die de normale mens zelfs niet kan zien, zo vertelt Erasmus.

Daarna volgt zijn kritiek op de paradoxale beginselen van de theologen. Daarmee doelt hij vooral op de hoofdzonden en de opgestelde regels van de kerk. Onder andere de verboden arbeid op zondag en liegen zijn een paar van de punten waar hij het moeilijk mee heeft, vooral omdat daartegenover volksmoorden of dergelijke worden goedgepraat, zolang zij maar te verantwoorden zijn volgens het christelijk geloof.

Dan bewijst Erasmus heel knap de belachelijkheid van de theologen dat we het beste kunnen aantonen door een citaat

Die apostelen vierden wel op vrome wijze het avondmaal, maar je had ze niet moeten vragen tussen welke tijdstippen de transsubstantiatie zich voltrekt; hoe hetzelfde lichaam tegelijkertijd op verschillende plaatsen kan zijn; het verschil tussen Christus’ lichaam zoals het aan het kruis was en zoals het bij het sacrament van het avondmaal is; op welke moment de transsubstantiatie plaatsvindt, daar immers de formule die haar tot stand brengt een eenheid is die echter in tijd uiteenvalt –dan hadden ze, dunkt me, niet zo’n scherpzinnig antwoord gegeven als de aanhangers van Scotus wanneer die hierover discussiëren en definities geven. De apostelen kenden Jezus’ Moeder; maar wie onder hen heeft zo filosofisch aangetoond hoe zij behoed was voor de erfzonde als onze theologen!

Hij gaat zo nog eventjes door en haalt onder andere de doping, de aanbidding van de kruisweg, de verschillende soorten genade, werk of liefde en de interpretatie van de zonden door het slijk, allen door te stellen dat de apostelen het nooit zo gedaan of gewild zouden hebben.

Hierna klaagt Erasmus de Kruistochten aan, die namelijk nog geen enkel resultaat hebben opgeleverd. Hij merkt hier wel op dat moest de kerk al deze spitsvondige geleerden inzetten in de oorlog, er een "alleraardigste strijd" (om niet te moeten zeggen komisch) zou ontstaan met een "nog niet eerder geziene overwinning".

Dan volgt het stuk dat later belangrijk zou worden in de reformatie: Erasmus stelt dat deze theologen misschien beter eens terug de bijbel zouden moeten vastpakken "al is het maar één keer" in plaats van hun eigen foute interpretaties te verkondigen in scholen en gemeenschappen. Hij zegt dan zelfs dat de meest vrome katholieke personen (Petrus, Paulus, …) geen christen zijn zonder de goedkeuring van de theologen met hun "verfijnd oordeel".

Hij sluit zijn hoofdstuk af met de conclusie dat deze personen, die zichzelf te goed achten voor de grammatica, welsprekendheid (Erasmus merkt hier terecht op dat de kloof met handarbeiders niet zo groot meer is), en wensen aangeduid te worden als "ONZE LEERMEESTER" in hoofdletters, personen zijn waarvan het aanzien niets waard is.

[bewerken] De reformatie

De reformatie, die aanleiding was tot het schrijven van de Lof der zotheid, klaagde de wantoestanden in de kerk aan. Deze wantoestanden bestonden zowel in de lagere clerus (monniken, priesters,…) als in de hogere clerus (bisschoppen, pausen,…). Erasmus beschrijft zijn beklag over deze clerici in hoofdstuk 54, 57, 58 en 59.

[bewerken] Hoofdstuk 54: Holle hoofden onder de monnikskap

Hierin beschrijft Erasmus de wantoestanden bij de monniken. Vooral de vele voorschriften waaraan de monniken gebonden zijn, en de manier waarop deze lieden die voorschriften verbuigen zit Erasmus hoog. Bijvoorbeeld: Dit citaat is uit een passage waarin Erasmus uitlegt wat de monniken Christus allemaal zouden tonen wanneer Christus vraagt naar de invulling van zijn gebod, namelijk de naastenliefde.

De volgende zal er zich op beroemen dat hij zestig jaar lang nooit geld heeft aangeraakt – tenzij zijn vingers beschermd waren door twee paar handschoenen.

Het is dus duidelijk dat de monniken, strevend naar de naastenliefde, verre van vrome mensen zijn.

[bewerken] Hoofdstuk 57: De inhalige bisschoppen

Erasmus bekritiseert de levenswijze van de bisschoppen. Hij zegt dat dit, uitgebeeld door hun kleding, in schril contrast staat tot hetgeen zij zouden moeten voorstellen (bijvoorbeeld de dubbele mijter met dezelfde knoop die de kennis van het Oude en het Nieuwe Testament voorstelt). Zij vergeten namelijk hun plichten, of dragen deze over aan Christus of Petrus, die toch niets te doen hebben.

[bewerken] Hoofdstuk 58: Ware opvolgers der apostelen

Dit hoofdstuk is vrij identiek aan het vorige, maar dan betreffende de kardinalen. Aangezien zij de opvolgers van de apostelen zijn, zouden zij een sober leven in het teken van het verkondigen van het geloof moeten leiden. Dit is duidelijk niet het geval.

[bewerken] Hoofdstuk 59: Christus’ waardige plaatsbekleder?

In dit hoofdstuk worden ten slotte ook de pausen aangeklaagd. Erasmus stelt dat de pausen alleen de voordelen (dat wil zeggen, voor hen) van hun functie uitvoeren (excommuniceren). En de andere kantjes bewust vergeten (armoede, …). En ook zij veronderstellen dat Christus of Petrus hun taak wel zullen uitvoeren.
  aitastaes | Dec 4, 2011 |
Eigenlijk gelezen in de Sum-vertaling van Petty Bange.
Eerder taaie lectuur door de vele verwijzingen naar antieke voorbeelden, eerder saaie, moeilijke betoogtrant. Alleen het tweede deel is nog echt genietbaar. Wel scherpe maatschappijkritiek, maar die vind je zeker ook in de late Middeleeuwen terug, cfr Boendale. Uiteraard historisch waardevol, maar het spreekt met niet echt aan. ( )
  bookomaniac | May 23, 2010 |
De Dwaasheid houdt een lofrede op zichzelf en haar zusters Vleierij en Eigenliefde. Ze toont aan dat ze het leven draaglijk maakt voor veel mensen en dat ook veel zogenaamde geleerden en kerkelijke machthebbers niet zonder haar kunnen.
  wannabook08 | May 1, 2010 |
1-5 van 9 worden getoond (volgende | toon alle)
geen besprekingen | voeg een bespreking toe

» Andere auteurs toevoegen (531 mogelijk)

AuteursnaamRolType auteurWerk?Status
Erasmus, Desideriusprimaire auteuralle editiesbevestigd
Bange, PettyMedewerkerSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Dam, Harm-Jan vanVertalerSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Dean, Leonard F.VertalerSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Dirkzwager Czn., A.VertalerSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Dirkzwager, A.VertalerSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Eliass, KārlisVertalerSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Eliass, KristapsVertalerSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Hahn, Albert, Jr.OmslagontwerperSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Hersch, HeinrichVertalerSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Hiensch, A.J.VertalerSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Holbein, Hans (de Jongere)IllustratorSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Hudson, Hoyt HopewellVertalerSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Jagtenberg, A.OmslagontwerperSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Kan, A.H.RedacteurSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Kan, J. B.VertalerSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Levi , A. H. T.IntroductieSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Loon, Hendrik Willem VanIntroductieSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Medina, JaumeVertalerSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Nielson, A. C.VertalerSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Nolhac, Pierre deVertalerSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Nordberg, MichaelVertalerSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Radice, BettyVertalerSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Rat, MauriceMedewerkerSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Vermeer-Pardoen, J.M.VertalerSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Wilson, JohnVertalerSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Zariņš, VilnisVoorwoordSecundaire auteursommige editiesbevestigd
Je moet ingelogd zijn om Algemene Kennis te mogen bewerken.
Voor meer hulp zie de helppagina Algemene Kennis .
Gangbare titel
Oorspronkelijke titel
Alternatieve titels
Informatie afkomstig uit de Engelse Algemene Kennis. Bewerk om naar jouw taal over te brengen.
Oorspronkelijk jaar van uitgave
Mensen/Personages
Belangrijke plaatsen
Belangrijke gebeurtenissen
Verwante films
Motto
Opdracht
Informatie afkomstig uit de Duitse Algemene Kennis. Bewerk om naar jouw taal over te brengen.
Thomas Morus
Eerste woorden
Citaten
Informatie uit de Spaanse Algemene Kennis. Bewerk om naar jouw taal over te brengen.
Ser Dios consiste en ayudar a los mortales
Laatste woorden
Informatie afkomstig uit de Engelse Algemene Kennis. Bewerk om naar jouw taal over te brengen.
(Klik om weer te geven. Waarschuwing: kan de inhoud verklappen.)
Ontwarringsbericht
Uitgevers redacteuren
Auteur van flaptekst/aanprijzing
Oorspronkelijke taal
Gangbare DDC/MDS
Canonieke LCC

Verwijzingen naar dit werk in externe bronnen.

Wikipedia in het Engels (1)

Uit die omvangryke bydrae wat Erasmus gemaak het, is Encomium Moriae (Tot lof van Dwaasheid) die bekendste. Dit verskyn in 1511, word 39 keer voor sy dood herdruk en word vandag steeds in verskillende tale vertaal.

Geen bibliotheekbeschrijvingen gevonden.

Boekbeschrijving
Haiku samenvatting

Actuele discussies

Geen

Populaire omslagen

Snelkoppelingen

Waardering

Gemiddelde: (3.81)
0.5 1
1 5
1.5 2
2 21
2.5 5
3 84
3.5 18
4 116
4.5 15
5 91

Ben jij dit?

Word een LibraryThing Auteur.

Yale University Press

2 edities van dit boek werden gepubliceerd door Yale University Press.

Edities: 0300023731, 0300097344

 

Over | Contact | LibraryThing.com | Privacy/Voorwaarden | Help/Veelgestelde vragen | Blog | Winkel | APIs | TinyCat | Nagelaten Bibliotheken | Vroege Recensenten | Algemene kennis | 202,658,107 boeken! | Bovenbalk: Altijd zichtbaar