StartGroepenDiscussieMeerTijdgeest
Doorzoek de site
Onze site gebruikt cookies om diensten te leveren, prestaties te verbeteren, voor analyse en (indien je niet ingelogd bent) voor advertenties. Door LibraryThing te gebruiken erken je dat je onze Servicevoorwaarden en Privacybeleid gelezen en begrepen hebt. Je gebruik van de site en diensten is onderhevig aan dit beleid en deze voorwaarden.

Resultaten uit Google Boeken

Klik op een omslag om naar Google Boeken te gaan.

Bezig met laden...

Uitersten beschouwingen over menselijk gedrag (1990)

door A. J. Dunning

LedenBesprekingenPopulariteitGemiddelde beoordelingDiscussies
1013268,563 (3.41)Geen
Fourteen essays that chart humanity from the saintly to the monstrous. Extremes convincingly shows, through its bizarre tales-all documented, all true-how unnatural human nature can be. Translated by Johan Theron. A Helen and Kurt Wolff Book
Geen
Bezig met laden...

Meld je aan bij LibraryThing om erachter te komen of je dit boek goed zult vinden.

Op dit moment geen Discussie gesprekken over dit boek.

Engels (2)  Nederlands (1)  Alle talen (3)
“De biologen die samenlevingsvormen van mens en dier bestuderen, verwerpen de scheiding die van ons biologisch apen en mensen maakt. Ze geloven dat de evolutie voor een aanpassing en selectie heeft gezorgd waarin ons gedrag in hoofdzaak wordt bepaald door genen die de overleving hebben bevorderd. Zelfs altruïsme van de enkeling die zich offert is dan een nuttige eigenschap voor de overleving van de groep, soort of stam. Wij zijn veroordeeld tot wat we zijn omdat we daardoor overleven, als stam ons territorium verdedigend, snel geïndoctrineerd, altruïstisch als het ons uitkomt, in blind geloof bereid tot oorlog en uitroeiing. Het beest verliest wel zijn haren maar niet zijn streken, de mens is een naakte aap.”

Daarmee, met die verwijzing naar – auteur van wie ik onlangs nog De naakte vrouw https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2023/07/de-naakte-vrouw-desmond-morris.... besprak - Desmond Morris’ De naakte aap, begint A.J. Dunning zijn boekje (slechts 175 bladzijden) Uitersten. Maar, hij zou geen cardioloog zijn als hij dat niet deed, Dunning wenst zelf the matters of the heart niet te vermijden: “Joden en christenen, maar ook vele heidenen hebben dat geprogrammeerde noodlot nooit aanvaard, want de mens heeft een bedoeling, uitreikend boven het biologische bestaan. Het bestaan in die broze schelp – de fabrica van het menselijk lichaam, zoals beschreven door de anatoom Vesalius – is maar een tijdelijke bergplaats voor de onsterfelijke, individuele ziel. De menselijke realiteit valt niet samen met zijn materiële existentie, er is meer dan het beest, al is het minder dan een engel.”

“Toch blijft”, vervolgt Dunning, “de mens een vreemdeling in de wereld die hij niet heeft geschapen. Voor sommigen is hij de schaduw van God, voor anderen is God de schaduw, de projectie van de mens. Wij slapen, naar het woord van Montaigne, op het zachte kussen van onwetendheid. Menselijk gedrag is dan ook vaak niet redelijk, al is het berekenend, gericht op fysieke overleving. Zelfs die overleving wordt prijsgegeven als soldaat, martelaar of ketter het bestaan offeren voor een hoger doel. De grijze middelmaat van alledag, die van staatsburger, belastingbetaler of kostwinner levert als aangepast gedrag minder stof dan het leven in uitersten. De uitersten markeren de hoogte en diepte waartoe mensen in staat zijn. In dat uiterste handelen ligt een symbool of mededeling van een streven dat eigen of andere grenzen overschrijdt en de redelijkheid van de norm ter discussie stelt.”

Waarmee we al op de verklaring van de titel van dit boekje gekomen zijn, maar nog niet op de inhoudelijke kant. Ook dié licht Dunning toe in zijn voorwoord, Uitersten: een spiegel: “De bundel is (...) niet meer dan een korte biomedische, beschrijvende catalogus van bekende specimina van hartstochtelijk gedrag, bedoeld tot lezing en vermaak beide en de lezer moet niet rekenen op moraal of explicatie. Want de verklaring – als die al mogelijk is – verkleint het gebeuren, brengt het terug tot begrijpelijke proporties en ontneemt er het onrustbarende aan dat zoveel uitersten kenmerkt. Het zijn levens waarin alle krachten zich verzetten tegen de dood, maar deze tenslotte ook willen aanvaarden, met de buigzaamheid van denkend riet.”

Wie ben ik om de auteur tegen te spreken, denk ik dan, maar toch zal ik het doen. Ja, biologie en geneeskunde speelt een grote rol in dit boek, maar dit boekje is méér dan een “beschrijvende catalogus” ter zake en “moraal of explicatie” blijft absoluut niet uit, ook al is die moraal dan niet noodzakelijk algemeen geldig (is ze dat ooit wel?) en kan die “explicatie” niet alles verklaren. Het zou ook verbazingwekkend geweest zijn als A.J. Dunning (waarbij A.J. staat voor Arend Jan) zich tot die droge materie had beperkt: de man (overleden in 2009) was per slot van rekening behalve cardioloog ook schrijver van columns in Elsevier en NRC Handelsblad, schreef artikelen in onder meer De Gids, was voorzitter van de kandidatencommissie van de Nederlandse Partij van de Arbeid (socialistisch), en een van de oprichters van het Republikeins Genootschap, ook al een organisatie die behalve met feitenbeschrijving toch ook wel bezig was met “moraal of explicatie”. En die – overigens onvermijdelijke, want ook in de loutere selectie van feiten zit er één - “moraal of explicatie” storen ook geenszins, in tegendeel.

Enfin, als je louter op de titels afgaat, zou je natuurlijk effectief kunnen denken dat het hier om “een korte biomedische, beschrijvende catalogus” gaat, mét een zekere voorkeur voor het eigen vakgebied: Het brandende hart, Harttransplantatie, Het soldatenhart, De anatomische les, Parthenogenesis, Anorexa religiosa, In het land der blinden. Maar andere titels maken duidelijk dat het alvast niet lóuter dat is: Een dagje aan het strand, De perfecte misdaad, Eeuwige jeugd, Viva il coltello, Ketters, Smaken scheepsjongens?, Onechte paradijzen. Terwijl de “explicatie” in de inhoudstafel bij elk van die hoofdstukken - overigens opgedeeld in Uitersten met hart en ziel, Uitersten met man en mes, Uitersten met god en gebod, en Met smaak en op de tast – ook meteen aangeeft dat het niet in alle gevallen om “bekende specimina” gaat. Ja, we beginnen met hoofdstukken die grotendeels gewijd zijn aan Jeanne d’Arc en Gilles de Rais, de heilige Marguérite en dokter Barnard, Gustav Mahler en Sigmund Freud, en ook Marie-Anne Charlotte de Corday d’Armont (kortweg Charlotte Corday) en Jean-Paul Marat (kortweg Marat, naar Dunnings zeggen “de Joseph Goebbels van zijn dagen”) komen nog langs, maar de meeste hoofdstukken hebben duidelijk geen uitgesproken hoofdrolspelers. “De zwakte van de bloedsomloop op het slagveld bij wie geen held wil zijn, “De wonderlijke wereld van de ontleedkunde en haar leermiddelen”, “Het offer van de mannelijkheid voor de Italiaanse opera” spreken wat dat betreft voor zich, al zijn een aantal van de mensen die in die hoofdstukken opduiken ongetwijfeld ook u bekend. Nicolaas Tulp zegt u misschien minder dan Carlo Broschi, of tenminste diens artiestennaam Farinelli, en Dominique de Guzman zal minder belletjes doen rinkelen dan Verlaine, maar mits toevoeging van “Rembrandt” (“hij zou vergeten zijn als Rembrandt hem niet had vereeuwigd als de Vesalius van Amsterdam”), “castraat”, “dominicaan” en “Rimbaud” zouden al die namen bij mensen met een enigszins brede algemene vorming toch her-kend moeten worden.

Zélfs als de auteur het, zoals in Het brandend hart, in het begin nog even anoniem houdt: “Ze stonden beiden dicht bij de troon, de jongen en het meisje, op grond van hun verdienste. Ze hadden om deze plaats te bereiken hun leven gewaagd in een onderneming die enkele maanden geleden onmogelijk leek. De stad waar op 17 juli 1429 de kroning plaats vond, was nog maar een dag tevoren veroverd. Binnen enkele jaren zouden beiden na een kerkelijk proces het leven op de brandstapel eindigen, de een als heks, de ander als moordenaar, maar posthuum zouden zich de wegen scheiden. Het meisje werd heilige, de jongeman Blauwbaard.” Of als hij zelfs niks van de identiteit van de tegenspelers meegeeft, maar het slechts heeft over wapen en omstandigheden, zoals aan het begin van De perfecte misdaad: “De messteek was perfect. Het wapen zelf, een simpel Frans keukenmes met een houten handvat en een blad van twintig centimeter, was net lang genoeg om diep in de borstkas door te dringen. De punt gleed tussen de bovenste ribben rechts naast het borstbeen naar binnen, naar links en beneden. Rechter long en de longslagader werden doorboord, het hartoor geraakt en uiteindelijk scheurde de lichaamsslagader, vlak bij de oorsprong. De massale bloeding was in enkele seconden fataal en het slachtoffer had maar nauwelijks gelegenheid tot een schreeuw om hulp, die op de warme zomeravond door de open ramen ook door de buren werd gehoord. De vriendin van het slachtoffer en een buurman die arts was, probeerden het naar buiten gutsende bloed te stelpen, maar het was al te laat. De omstandigheden voor een fatale messteek waren gunstig. Het slachtoffer was klein van stuk en zat vrijwel rechtop, met ontbloot bovenlijf, in een kuipbad.”

Ik had het door bij “brandstapel” en “Frans keukenmes” en kreeg de bevestiging bij “Blauwbaard” en “kuipbad”, en u? Het antwoord daarop zal allicht afhangen van de al eerder genoemde “brede algemene vorming” en uw belezenheid, maar ik kan zeggen dat het verhaal van d’Arc en de Rais me beginnen interesseren is bij het lezen van de eerste strips uit de serie Xan/Tristan (in het Frans Xan/Jhen) van scenarist Jacques Martin en tekenaar Jean Pleyers, terwijl m’n eerste actieve herinnering aan het verhaal van Corday en Marat dateert uit de tijd van de eerste Cupido-verhalen van scenarist Raoul Cauvin en tekenaar William Tai (alias Malik). Ik interesseerde me in de tweede helft van de jaren tachtig nu eenmaal méér voor strips dan voor schoolse geschiedenislessen, maar er is dan ook een en ander uit blijven hangen. Misschien komt daar nog wat bij als ik ooit Huizinga’s Herfsttij der Middeleeuwen uit mijn boekenkasten haal of een van de vele andere boeken ga lezen die Dunning vernoemt in de literatuurlijst, maar die lijst en het feit dat hij blijk geeft die boeken daadwerkelijk te kennen, dragen sowieso ook bij aan de lezenswaardigheid van Uitersten – Beschouwingen over menselijk gedrag. Nog los van het feit dat ook referenties naar niét in de literatuurlijst genoemde auteurs niet ontbreken: naar George Bernard Shaw bijvoorbeeld, voor wie Jeanne d’Arc “in zijn toneelstuk de eerste protestantse heilige [zal] worden”, of naar Charles Perrault en de gebroeders Grimm, die allebei (als we de Grimms even als één beschouwen) mogelijk, en slechts ten dele, de Rais als model voor hun Blauwbaard zouden gebruikt hebben.

Trouwens, zelfs als u bekend bent met de basisgegevens van een aantal van de hoofdstukken, die overigens ook allemaal op een of ander manier met mekaar verbonden zijn, kan u nog wat bijleren. Dat heb ik onder andere gedaan wat betreft Prometheus: “Het hart als symbool voor leven, poëzie of behuizing voor de ziel bestaat nog maar betrekkelijk kort en heeft moeten wachten op Vesalius en Harvey. Primitieve volken, met een beperkte woordenschat, hebben vaak geen woord voor het hart, maar wel voor de lever, long of nier en als de ziel gelokaliseerd wordt is het in de botten die overblijven en zijn bezitter overleven. In Mesopotamië lag de ziel in de lever, zoals bij de vroege Grieken en hun held Prometheus, die als straf voor het stelen van goddelijk vuur, aan de rots werd geketend waarbij de adelaar zich voortdurend voedt met zijn lever. Grieken hadden een en hetzelfde woord voor hart en maag en de antieken voorspelden de toekomst uit het schouwen van buikorganen, waaronder de lever.” Dat die adelaar de lever iedere dag kwam oppeuzelen, dat wist ik, maar dat die lever beschouwd werd als de zetel van de ziel dan weer niet. Net zoals ik er bijvoorbeeld nog nooit op gelet had dat Jezus’ hart kennelijk aan de verkeerde kant zat: “De wond van de gekruisigde Christus, volgens het evangelie van Johannes ontstaan door de doodsteek van een Romeinse soldaat [Longinus, noot van mij], wordt de toegang tot zijn hart dat voor en door ons gestorven is. Dat die wond in de Christelijke iconografie steeds in de rechter borsthelft wordt afgebeeld doet er niet veel toe, want devotie is geen anatomie.” “Ook de hartdood van de Franse judas Marat”, voegt Dunning er, daarmee een van die talloze verbanden tussen de hoofdstukken leggend, trouwens aan toe, “werd niet verhinderd omdat Charlotte Corday rechts in de borst stak, maar het is wel een toevalstreffer.”

En dan hebben we het eigenlijk alleen maar over “grote” geschiedenis, terwijl bijvoorbeeld het hoofdstuk over Gustav Mahler en Sigmund Freud, samen op wandel door de Nederlandse stad Leiden, een typisch voorbeeld van (weliswaar interessante) “petite histoire” is, die alleen voor aanhangers van Freud groot belang heeft, maar ook de lezers van dit boekje wat kan bijbrengen. Over hoe verschillende mensen naar hetzelfde moment kijken, bijvoorbeeld, over de toepasselijkheid in de tijd van Mahlers Kindertotenlieder, over het soort momenten in de geschiedenis waar een hoop bekende mensen voor even samenkomen (Mahler “ziet zijn eerste compositie niet bekroond omdat jurylid Brahms er teveel Wagner in hoort”), of over de grenzeloze overschatting van het belang van Freud: “In de zomer van 1910 had hij zijn historische analyse van Leonardo da Vinci voltooid. Hij had in de aantekeningen van Leonardo een enkele jeugdherinnering gevonden, waarin een vogel op zijn wieg zit, die met zijn staart zijn lippen aanraakte. Leonardo, buitenechtelijk kind van een notaris uit Vinci bij Florence, kon verklaard worden uit die enkele regels. De vogel was, door een foutieve vertaling uit het Italiaans, voor Freud een gier geworden, Egyptisch symbool voor de moeder. Leonardo was een vaderloze man geweest, overmatig gekoesterd door een verlaten moeder. Later werd Leonardo met zijn moeder opgenomen in de huishouding van zijn vader, die inmiddels naar zijn stand getrouwd was. Leonardo kreeg zo, volgens Freud, twee moeders en een teruggetrokken vader en beeldde zichzelf af als het Christuskind, gekoesterd door de Maagd en St. Anna. Het verklaarde zijn homosexualiteit, de aard van zijn kunstenaarschap en zijn uiteindelijke keuze voor de natuurwetenschap. Hoewel velen hem later op fouten in de feiten wezen – de Duitse gier bleek een Italiaanse wouw – herriep hij zijn interpretatie nooit. Vanuit Noordwijk zou hij naar Parijs gaan om in het Louvre Leonardo’s zelfprojectie te gaan zien. Hij was een koppig man die zijn inzichten niet graag ter discussie stelde, een bron van komende twisten tussen hemzelf en zijn geestverwanten.” Maar, dixit Dunning: “Dat Freud een mens van vlees en bloed was, die zijn schoonzuster prefereerde boven zijn vrouw, tijdelijk aan cocaïne was verslaafd, afvalligen als Adler, Tausk of Jung haatte, soms een slechte dokter was en de gevaren van het nationaal-socialisme niet zag, maakt hem niet minder boeiend.” Dat hij na het in 1911 lezen van Mahlers overlijdensbericht een rekening van 300 kronen opstuurde naar diens executeur-testamentair “voor een consult van meerdere uren in augustus 1910 in Leiden, waar ik op verzoek heen ben gegaan van Noordwijk aan Zee”, maakt hem dan weer niet minder boeiend, maar toch zo op het eerste zicht een echte eikel.

In tegenstelling tot, pakweg de Hongaar Ignác Fülöp Semmelweis, de man die “de gevaren van de anatomische les (…) onderkend [had] en de vermijding ervan door handen wassen gedemonstreerd”, die géén eikel was, maar het op het einde van zijn leven wel geworden leek, “niet [werd] geloofd en (…) krankzinnig [stierf] aan de zelfkant van het medisch bestaan”. In tegenstelling ook tot mijn oud-collega Jan Huijbrechts, die voor zover ik weet helemáál geen eikel is, die in zijn De botten van Bach https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2022/12/de-botten-van-bach-een.html uitgebreid en deskundig aandacht besteedde aan een onderwerp dat ook in dit boekje terugkomt: de resurrectionisten en andere lijkenpikkers. Niet geheel in tegenstelling dan weer tot Michail Boelgakov, die met De meester en Margarita https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2022/12/de-meester-en-margarita-michail... een schitterende kritiek op de Sovjet-maatschappij schreef maar met zijn aanpassing van Zoja’s appartement https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2019/08/zojas-appartement-michail-boelg... door de knieën ging voor datzelfde regime, wat dan weer niet belet dat ik aan zijn Hondehart https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2021/03/hondehart-michail-boelgakov.htm... moest denken bij het lezen van het hoofdstuk Eeuwige jeugd, over de werkzaamheden van Brown Séquard en zijn volgelingen, in het bijzonder Serge Voronoff, “een excentrieke Rus die in Parijs had gestudeerd en na allerlei Afrikaanse omzwervingen tenslotte de plaats van Bernard en Brown Séquard innam als hoofd van het experimenteel laboratorium van het Collège de France. Hij had zich bekwaamd in de transplantatiechirurgie van huid, schildklier, bot en ovarium bij proefdieren maar zou de wereld verbazen met testistransplantatie bij de man.” Voronoff plantte (min of meer) de testikels van apen over naar mensen, Boelgakovs chirurg plant die van een mens over naar een hond. Over testikels gesproken: “Volgens een dubieuze biografie” was Joseph Haydn bijna die van hem kwijtgespeeld en verder als castraat door het leven gegaan, “als zijn vader de koordirigent van de Stephansdom in Wenen dat niet kort voor de ingreep verboden had.” “Het was in ieder geval zorgzamer dan het te vondeling leggen of laten bedelen van kinderen”, voegt Dunning er aan toe, maar als het dan weer gedaan werd vooraleer geweten was of het kind een goede zangstem had, was het uiteraard volkomen zinloos: “Sommigen probeerden baby of kleuter te castreren maar de ingreep zelf leverde natuurlijk geen zangstem op.”

Wat dan weer niet kan gezegd worden van het lezen van een goed verhaal. Dat kan namelijk een ander goed verhaal opleveren: “Zo begint ook in de Griekse mythologie de schepping van de wereld uit de chaos met de aardmoeder Gaia, die haar zoon Uranus in haar slaap baart. Als hemelheerser bevrucht hij haar met regen en brengt de aarde tot bloei als haar zoon. Gaia laat Uranus castreren na een familieruzie en pas na een huwelijk van broer en zuster wordt Zeus geboren. De legende plaatst die geboorte op Kreta, in een grot, waar een geitje op de pasgeborene lette. Het archaïsche Bethlehem is per ezel te bereiken voor de toerist en parallellen met de geboortegrot in het heilige land zijn onontkoombaar.” Parallellen die op een zeker moment echter behoorlijk fout lopen: “De mythe van Maria heeft ook een andere, wereldser kant. Het is de theologische kapstok waaraan de Christelijke minachting voor de vrouw als gelijke van de man, tot op heden is opgehangen en sexualiteit tot oerzonde wordt gemaakt. In de kerk is voor de vrouw geen plaats. Ze zal, ondergeschikt, kinderen moeten baren, ook als ze dat niet wenst, want het is haar natuurlijke plicht. Haar sexualiteit dient alleen de voortplanting en is een tweede keuze na maagdelijkheid. De menstruatie maakt haar onrein. Maria is daarom niet het oerbeeld van de vrouw of moeder. Ze is het zinnebeeld van een Christelijke leer die het aardse leven zondig verklaart, de sexualiteit ontkent en het vrouwelijke veracht. Het is een wereld vol schuld en zonde die daarvan alleen bevrijd kan worden door afstand te doen van de biologie, dat is van zichzelf.” Een afstand die tegenwoordig elke dag weer door onze strot geramd wordt, maar dan op een andere manier. Gender, niet meer dan een mentale constructie (om niet te zeggen een waandenkbeeld), heeft zogenaamd niks met geslacht te maken, maar iedereen wordt wel geacht dat gender voor het geslacht te aanzien als dat de genderpropagandisten goed uitkomt. Mismeesterde mannen nemen nu deel aan missverkiezingen, maar daar mag je niks van zeggen omdat de dames en de toeschouwers geacht worden… afstand te doen van de biologie.

Wie dat niét doet, wordt – al heeft hij dan evenveel gelijk als alle generaties die uitstierven vóór de waanzinnige eenentwintigste eeuw – intussen zo ongeveer beschouwd als een ketter, nog zoiets waar Dunning (in het hoofdstuk Ketters) aandacht aan besteed, al zou ik er geen gokje durven op doen wat de Katharen van de transgekte zouden gedacht hebben: “(…) bij de Katharen is er sprake van een diepgeworteld geloof dat niet meer christelijk genoemd kan worden. Het is verwant aan de Perzische leer van Manes, het manicheïsme, waarin aanvankelijk ook Augustinus opgroeide. In die leer zijn twee principes, het goed en kwaad, werkzaam. Het kwaad is alle materie, stof en deze wereld is het boze rijk van Satan. De mens is een vreemdeling op deze aarde en zijn enige goed is zijn ziel die zich uit de kerker van een stoffelijk lichaam moet bevrijden, om door herhaalde reïncarnatie weer terug te keren tot het rijk van de geest, van God. De tastbare werkelijkheid was ook de tijdelijke, door kwaad beheerste, de echte werkelijkheid was de onzienbare”. De Katharen lieten zich dan ook, na enig verzet, want het was natuurlijk wel de bedoeling de leer te verspreiden, bijna vreugdevol naar de brandstapel brengen, zoals transseksuelen zich naar de operatietafel laten begeleiden. Met dat verschil dat de Katharen niet de ene materiële kerker voor de andere wilden verruilen, een idee dat ze – nu ik daar even verder over nadenk – ongetwijfeld als satanisch zouden gezien hebben, gezien dát, meer nog dan aan je lijf houden zoals het is, getuigt van échte gevangenschap, geestelijke gevangenschap. We zijn ongetwijfeld nog niet aan het einde van de gekte toe – te vrezen valt dat, zoals met ongeveer alles tegenwoordig, de slinger eerst té ver in de ene richting moet doorslaan om dan voorzichtig terug in het midden terecht te komen – maar dat is met de Katharen wel anders: “In maart 1244 worden 210 mensen op één dag levend verbrand op een kolossale brandstapel aan de voet van de berg [Montségur, noot van mij]. Geleid door hun parfaits gaan mannen, vrouwen en kinderen het vuur tegemoet en worden binnen een haag van stro en takken levend gecremeerd onder het toezicht van de inquisiteur. Daarmee eindigt de ketterij van de ‘zuiveren’ en ook de beschaving en taal van Occitanië, dat een Frans kroongewest is geworden. Ervoor en erna worden nog haarden van ketterij opgespoord en uitgeroeid, maar het Massada van de Katharen is ingenomen. De geschiedenis wordt ter plekke levend gehouden, zo goed als in andere Katharenvestingen waar hetzelfde gebeurde. Net als Basken en Bretons hebben de bewoners van de Languedoc van vandaag een verlangen naar hun vroegere taal en wortels en zijn ze Fransen uit noodzaak en niet uit begeerte.” “Parallellen zijn historisch hachelijk”, vervolgt Dunning - iets wat Maarten Asscher in zijn Appels en peren – Lof van de vergelijking https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2022/07/appels-en-peren-lof-van-de-verg... zou bevestigen, maar waarvan hij ook zou zeggen dat het de vergelijking niet moet verhinderen – “maar voor een tribunaal van Neurenberg zou de Katharenmoord als genocide zijn veroordeeld en de Dominicanerorde als een misdadige organisatie. De Europese geschiedenis na het jaar 1000 ontwikkelt zich dan ook volgens de Engelse historicus Moore tot een vervolgingsmaatschappij op zoek naar weerloze slachtoffers. Hier zijn het de Katharen, vanaf de grote kruistochten de joden, maar ook de melaatsen en hoeren die worden vervolgd en uitgestoten. Ze zullen worden gevolgd door heksen en protestanten, vrijdenkers en wederdopers totdat kolonisatie, slavenhandel en oorlog de aandacht op anderen richten.” Intussen zijn we weer bij de vervolging van andersdenkenden, zeg maar gewoon denkenden, terecht gekomen, en daarvoor zijn alle middelen goed. Desnoods gaat men zelfs zover te beweren dat een politica die nooit enige moeite gedaan heeft zelfs maar rekening te houden met het feit dat er ook anders kón gedacht worden dan zij deed, maar nu daarbij niet meer de hand boven het hoofd gehouden wordt door Nederlands godfather Mark Rutte (zelf op zoek naar een “functie elders”) uit de politiek vlucht omdat zíj vervolgd wordt door die andersdenkenden. Andersdenkenden die zelfs geen burchten hebben om zich te verweren tegen de brandstapels die door pers, regime en systeemtrollen opgericht worden. “Zuidamerikaanse of Zuidafrikaanse doodseskaders vernietigen hen die zich niet voor de macht buigen”, schrijft Dunning, maar het is – denk ik – toch voor het eerst dat de macht beweert dat zij het slachtoffer is van de mensen die ze zelf wenst onschadelijk te maken en daarin ook nog gelijk krijgt van quasi de hele “publieke”, edoch betaalde, opinie.

Misschien moet er af en toe eens teruggedacht worden aan Michel de Montaigne, iets wat Dunning ook doet in het hoofdstuk over kannibalisme, Smaken scheepsjongens?: “Hij meent dat alles wordt afgemeten naar Europese maat en verstand, terwijl juist de wilden dicht bij de natuur, het instinct en de zuiverheid leven. Ze zijn anders, maar niet slechter dan hun ontdekkers. Het eten van geroosterd mensenvlees vindt hij minder afschuwelijk dan het levend radbraken, villen en verbranden van veroordeelden in christelijk Europa.” Misschien – zeker eigenlijk – is iemand die met een fakkel aan je deur staat en wat tegen je aan komt brullen wel minder erg dan iemand die je hele leven overhoop haalt, de hele geschiedenis naar de prullenbak verwijst, in naam van idealen waarvan al onze dode voorouders zouden gezegd hebben dat ze volkomen krankzinnig zijn.

Björn Roose ( )
  Bjorn_Roose | Jul 13, 2023 |
geen besprekingen | voeg een bespreking toe

Onderdeel van de uitgeversreeks(en)

Je moet ingelogd zijn om Algemene Kennis te mogen bewerken.
Voor meer hulp zie de helppagina Algemene Kennis .
Gangbare titel
Oorspronkelijke titel
Alternatieve titels
Oorspronkelijk jaar van uitgave
Mensen/Personages
Belangrijke plaatsen
Belangrijke gebeurtenissen
Verwante films
Motto
Opdracht
Voor Trudy
Eerste woorden
In de morele orde der dingen staat de mens ergens tussen engel en beest.
Citaten
Laatste woorden
(Klik om weer te geven. Waarschuwing: kan de inhoud verklappen.)
Ontwarringsbericht
Uitgevers redacteuren
Auteur van flaptekst/aanprijzing
Oorspronkelijke taal
Gangbare DDC/MDS
Canonieke LCC

Verwijzingen naar dit werk in externe bronnen.

Wikipedia in het Engels

Geen

Fourteen essays that chart humanity from the saintly to the monstrous. Extremes convincingly shows, through its bizarre tales-all documented, all true-how unnatural human nature can be. Translated by Johan Theron. A Helen and Kurt Wolff Book

Geen bibliotheekbeschrijvingen gevonden.

Boekbeschrijving
Haiku samenvatting

Actuele discussies

Geen

Populaire omslagen

Snelkoppelingen

Waardering

Gemiddelde: (3.41)
0.5
1
1.5
2 2
2.5
3 4
3.5 1
4 2
4.5
5 2

Ben jij dit?

Word een LibraryThing Auteur.

 

Over | Contact | LibraryThing.com | Privacy/Voorwaarden | Help/Veelgestelde vragen | Blog | Winkel | APIs | TinyCat | Nagelaten Bibliotheken | Vroege Recensenten | Algemene kennis | 204,383,143 boeken! | Bovenbalk: Altijd zichtbaar