Afbeelding van de auteur.

Alain de Botton

Auteur van De troost van de filosofie

36+ Werken 23,322 Leden 475 Besprekingen Favoriet van 84 leden

Over de Auteur

Born in Zurich, Switzerland on December 20, 1969, Alain de Botton was educated at Cambridge University, England, and now divides his time between London and Washington, D.C. With the publication of his first novel, Essays in Love, de Botton quickly became one of the most talked about British toon meer novelists of the 1990s. Although the basic plot of Essays in Love (published in the U.S. as On Love) is a rather typical love story, de Botton presents it in a unique and humorous way. De Botton's other novels include The Romantic Movement: Sex, Shopping and the Novel, which is written in a similar style to Essays on Love, and Kiss and Tell, which follows a would-be biographer as he attempts to write the life story of the first person he encounters. The Course of Love is his latest novel and is on the bestsellers list. Alain de Botton is also the author of How Proust Can Change Your Life: Not a Novel. (Bowker Author Biography) toon minder

Werken van Alain de Botton

De troost van de filosofie (2000) 3,641 exemplaren
Hoe Proust je leven kan veranderen (1997) 3,363 exemplaren
De kunst van het reizen (2002) 3,008 exemplaren
Statusangst (2002) 2,386 exemplaren
De architectuur van het geluk (2006) 2,177 exemplaren
Proeven van liefde (1993) 1,920 exemplaren
Ode aan de arbeid (2009) 1,181 exemplaren
Weg van liefde (2016) 834 exemplaren
Kunst als therapie (2013) 491 exemplaren
Het nieuws een gebruiksaanwijzing (2000) 472 exemplaren
De biograaf (1995) 418 exemplaren
Meer denken over seks (2012) 341 exemplaren

Gerelateerde werken

The Essential Plato (1999) — Introductie, sommige edities273 exemplaren
A Velocity of Being: Letters to a Young Reader (2018) — Medewerker — 236 exemplaren
The Best American Travel Writing 2006 (2006) — Medewerker — 205 exemplaren
The Seven Deadly Sins (1961) — Introductie, sommige edities90 exemplaren
Journey Around My Room and a Nocturnal Expedition Around My Room (Hesperus Classics) (1794) — Voorwoord, sommige edities81 exemplaren
Travelers' Tales PROVENCE : True Stories (2003) — Medewerker — 29 exemplaren
Make the most of your time (2012) — Medewerker — 1 exemplaar

Tagged

Alain de Botton (102) Architectuur (380) Atheïsme (97) Biografie (85) boeken over boeken (78) Cultuur (91) E-boek (71) Essay (107) essays (458) Fictie (351) Filosofie (2,811) gelezen (198) Geluk (59) Geschiedenis (79) Godsdienst (196) Goodreads (84) Harde Kaft (49) Humor (86) in bezit (72) in bezit (50) Kritiek (60) Kunst (197) Liefde (134) Literaire kritiek (180) Literatuur (215) maatschappij (63) Marcel Proust (172) Non-fictie (1,462) ongelezen (91) popular philosophy (52) Psychologie (335) reisverhalen (53) Reizen (691) relaties (98) roman (82) Sociologie (174) te lezen (1,061) Vormgeving (50) werk (84) Zelfhulp (128)

Algemene kennis

Leden

Besprekingen

September 2021… Van zo lang is het intussen kennelijk geleden dat ik nog een boek van de Britse filosoof Alain de Botton gelezen en besproken heb. En dat terwijl ik intussen toch twee keer zoveel boeken van hem in mijn kasten heb staan. Toen ik immers Ode aan het kijken https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2021/09/ode-aan-het-kijken-alain-de-bot... besprak, kon ik melden dat behalve dát boek ook nog De kunst van het reizen en Hoe Proust je leven kan veranderen in mijn bibliotheek te vinden waren, maar in 2023 kwamen daar Religie voor atheïsten, De troost van de filosofie en, ten slotte, Proeven van liefde bij. De hoogste tijd dus om er nog eens eentje ter hand te nemen en waarom dan niet meteen de jongste aankoop? Zeker omdat die jongste aankoop meteen ook zijn oudste boek is. Essays in love, zoals het boek in het Engels heet, dateert immers uit 1993, terwijl Ode aan het kijken in 2012 werd gepubliceerd.

En toch is er enige overlapping tussen beide boeken: het hoofdstuk Over waarachtigheid in Ode aan het kijken is een uittreksel uit Proeven van liefde. Of toch uit Essays in love, want het hoofdstuk Echtheid in Proeven van liefde is dan wel gebaseerd op dezelfde Engelse tekst, maar de vertaling is een andere, terwijl beide boeken toch bij dezelfde uitgeverij, Atlas, verschenen zijn. “De ironie van de liefde wil dat we het gemakkelijkst en met de meeste zelfverzekerdheid de mensen verleiden tot wie we ons het minst aangetrokken voelen, aangezien we bij een intens verlangen niet in staat zijn de daarvoor vereiste onverschilligheid op te brengen en bij een aantrekkelijk iemand worden geplaagd door een gevoel van minderwaardigheid ten opzichte van de perfectie die we de aanbedene toedichten”, zoals de eerste zin in Over waarachtigheid luidt, was in Echtheid bijvoorbeeld nog deze: “Het is een van de ironische kanten van de liefde dat we hen die ons het minst aantrekken het makkelijkst met overtuiging verleiden; de ernst van het verlangen blokkeert het noodzakelijke spel van achteloosheid en de aantrekkingskracht veroorzaakt een minderwaardigheidsgevoel ten opzichte van de perfectie die we in de geliefde hebben aangetroffen.” Die laatste vertaling, van de hand van Harry Pallemans, is ondanks het feit dat ze zo’n zestig tekens korter is, eerlijk gezegd stukken leesbaarder dan de eerste, van de hand van Jelle Noorman, wat toch maar – mocht dat nog moeten – mooi aantoont dat het er wel degelijk toe doet wie een werk vertaalt.

Los daarvan: ook context is niet onbelangrijk. Noch op de achterflap noch binnenin Ode aan het kijken wordt vermeld dat de verschillende hoofdstukken van het boekje uittreksels uit andere boeken van de Botton zijn. Voor zover ik bij de bespreking van dat boekje wist, ging het hoofdstuk Over waarachtigheid dan ook “over… een afspraakje en hoe tijdens dat afspraakje jezelf te blijven”, waarna de Botton het in het hoofdstuk Over werk en geluk over “ernstiger dingen” had. Een idee waar ik van moet afstappen nu ik ook de context, zijnde de rest van Proeven van liefde gelezen heb: de Botton heeft, weliswaar op soms bijzonder grappige wijze, een ernstig werk over liefde geschreven. Niet over liefde voor de abstracte “naaste”, waarheidsliefde of iets dergelijks, maar over ‘romantische’ liefde tussen twee mensen. En nog wel in een bijzondere vorm: Proeven van liefde wordt namelijk beschouwd als fictie, maar is wel degelijk een bijzonder diepgravend filosofisch werk. Of de ik-figuur en de vrouw op wie hij verliefd wordt, Chloé, werkelijk fictief zijn, valt niet eens op te maken uit dit boek. Als ze dat wél zijn, heeft de Botton ze zéér overtuigend als echte mensen neergezet en zijn ze geen bordkartonnen personages gebleven waaraan de filosofie werd opgehangen. Wat dat geeft in de film My Last Five Girlfriends, de op het boek gebaseerde film van Julian Kemp uit 2010, weet ik niet, maar het lijkt me sterk dat een film van anderhalf uur dit boek van tweehonderdtweeëndertig bladzijden eer kan aandoen. Het feit alleen al dat Chloé in de film is opgesplitst in vijf personages lijkt dat ook duidelijk te maken.

Nu goed, dit is geen filmbespreking, terug over naar het boek. Fictie of niet, de Botton heeft niet alleen de hoofdstukken netjes in stukken gehakt (en de stukken vervolgens genummerd), maar ook de liefde. Beginnend bij de neiging van geliefden om hun ontmoeting als voorbestemd te zien en eindigend bij een zelfmoordpoging en dan opnieuw verliefd worden (zij het dan op een ander), passeert zijn ik-persoon langs de idealisering van de geliefde, verleiding, het beste van jezelf tonen zonder zo leugenachtig te worden dat er niks meer van jezelf overblijft, seks, de vraag of de ander wel echt van je houdt en wat er dan wel aan die ander mankeert om van iemand als jij te houden, Valse noten, verdraagzaamheid en hoe die zich verhoudt tot liefde, schoonheid en de subjectiviteit daarvan, Van liefde spreken, het verschil tussen de werkelijkheid en wat je in iemand ziet, waanideeën, intimiteit en het ontstaan van een gedeelde geschiedenis, het ‘ik’ in het ‘wij’, romantische heimwee (naar de mogelijke relaties die je mist door in een relatie te zitten), anhedonie, overspel en de reactie daarop, Romantisch terrorisme, ‘goed’ en ‘kwaad’ bij het beëindigen van een relatie, het vervolgens jezelf de dieperik in denken en dan weer de ander, en ten slotte het helen van de wonden. Als je dat hele pad volgt en er niets van jezelf in herkent, ben je wellicht kort van geheugen. Als je het niet helemaal kán volgen, omdat je – bijvoorbeeld – nog steeds bij je eerste lief bent, des te beter. Als je van oordeel bent dat het ik-personage het allemaal toch lichtjes overdrijft: dat kan kloppen. Dat van dat voorbestemd zijn, dat idealiseren, de verleiding, de moeilijke evenwichtsoefening tussen je beste ik en je ‘ware’ ik, je brein met moeite op halt kunnen zetten bij het vrijen, de valse noten, de vraag waar verdraagzaamheid begint en liefde ophoudt, en nog een paar van de ‘stappen’, die herken ik zeker – zij het dat ze niet altijd zo uitgesproken waren als bij de ik-persoon van dit boek, maar angst om gelukkig te zijn (anhedonie) heb ik bij mijn weten nooit gehad en zelfmoordpogingen heb ik nooit ondernomen, ook niet als het met de liefde even niet meer goed kwam. Er is de Botton wel eens verweten dat hij de moderne mens neerzet als een patiënt, “gedreven door schuld”, maar de Botton beweert in dít boek alvast nergens dat iedereen al de stadia van zijn ik-personage doorloopt en relativeert ook regelmatig de handelingen, de fixaties, het denkwerk van dat ik-personage. De beschreven fases zullen voor veel mensen, geheel of ten dele, op zich of in samenhang met een aantal andere, herkenbaar zijn, maar alleen al de allerlaatste alinea van het boek maakt duidelijk dat de Botton hier géén zelfhulpboek geschreven heeft of mensen die zich in het ik-personage herkennen naar de psychiater wenst te verwijzen: “Dergelijke lessen leken des te relevanter toen Rachel mijn uitnodiging om de volgende week uit eten te gaan aannam en alleen al de gedachte aan haar rillingen begon te veroorzaken in de streek die de dichters het hart hebben genoemd, en ik wist dat die rillingen maar één ding konden betekenen – dat ik opnieuw begon te vallen.” Het komt goed; zoals er na een begin een einde komt, komt er na een einde ook een begin.

En die relativering is ook niet alleen op het einde van het boek te vinden. Het eerste hoofdstuk, dat over Romantisch fatalisme, beëindigt hij bijvoorbeeld hiermee: “Mijn vergissing was geweest dat ik een voorbestemming om lief te hebben had verward met een voorbestemming om een bepaalde persoon lief te hebben. Het was de fout te denken dat niet de liefde maar Chloé onvermijdelijk was.” Iets wat hij dan weer onmiddellijk relativeert door daarop te laten volgen: “Maar mijn fatalistische interpretatie van het begin van ons verhaal bewees ten minste één ding: dat ik verliefd was op Chloé. Zodra ik zou vinden dat het uiteindelijk toeval was of we elkaar wel of niet tegenkwamen, niet meer dan een kans van 1 op 5840.820, zou ik ook niet meer de absolute noodzaak voor een leven met haar voelen – en dus niet meer van haar houden.” Kortom, ik ben een bijgelovige idioot, maar ik weet ook waarom. Of, zoals het op het einde van hoofdstuk 12, Scepsis en geloof, min of meer luidt, iemand met onschadelijke waanideeën: “Waanideeën zijn op zich onschadelijk, ze kunnen alleen kwaad als men de enige is die in ze gelooft, als men geen omgeving kan creëren waarin ze in stand gehouden kunnen worden. Wat maakte het uit of de bus echt rood was zolang Chloé en ik konden blijven geloven in de oneindig tere zeepbel die liefde is?” Of, uiteraard, een uiteindelijk toch niet zo heel erg goed voorbereide zelfmoordenaar: “De zelfmoordtekst [schrijven als uitgestelde zelfmoord] had vele versies gekend: er lag een stapel verkreukeld schrijfpapier naast me. Gewikkeld in een grijze jas zat ik aan de keukentafel, met als enige gezelschap het rillen van de koelkast. Ik greep abrupt een buisje pillen en slikte twintig bruistabletten vitamine C, maar dat besefte ik pas later.”

Een boek om te lezen als je niet net stapeldol verliefd geworden bent, zou ik zeggen. Een boek waarvan de inhoud je misschien voor de geest komt als je nogal hevig in een van de situaties terechtkomt die de Botton er in beschrijft. Een boek dat ongetwijfeld beter en goedkoper is dan allerlei ‘experten’: “Ik stond niet alleen in mijn utopische droom, ik was in het gezelschap van een groep mensen, laat ik ze romantische positivisten noemen, die geloofden dat met genoeg aandacht en therapie van de liefde een minder pijnlijke, zelfs bijna gezonde ervaring gemaakt kon worden. Deze verzameling psychoanalisten, predikers, goeroes, therapeuten en schrijvers erkende weliswaar dat de liefde veel problemen met zich meebracht, maar meende dat er voor echte problemen even echte oplossingen moesten bestaan. Geconfronteerd met de misère van de meeste gevoelslevens probeerden romantische positivisten oorzaken aan te wijzen – een eigenwaardecomplex, een vadercomplex, een moedercomplex, een complexencomplex – en remedies aan te dragen [regressietherapie, het lezen van De stad van God, tuinieren, meditatie]. Hamlet zou aan zijn lot hebben kunnen ontsnappen met behulp van een Jungiaanse psychiater, Othello zou zijn agressie op een therapeutisch kussen hebben kunnen uiten, Romeo had een geschikter iemand kunnen vinden via een relatieadviesbureau, Oedipus had zijn problemen in gezinstherapie kunnen bespreken.”

U kan dus kiezen voor iets beters: dit boek meenemen als u het ergens zou tegenkomen. Leesplezier zal u er alvast aan beleven.

Björn Roose
… (meer)
 
Gemarkeerd
Bjorn_Roose | 32 andere besprekingen | May 6, 2024 |
Op dit moment heb ik – dat heb ik even moeten opzoeken – drie boeken van de Britse filosoof van Zwitserse afkomst Alain de Botton https://www.alaindebotton.com/ in mijn kasten staan: het voorliggende Ode aan het kijken, De kunst van het reizen, en Hoe Proust je leven kan veranderen. De kunst van het reizen is zo’n 260 pagina’s dik en heb ik jaren geleden eens gelezen (zal ik bij gelegenheid opnieuw doen en er dan een boekbespreking van maken); Hoe Proust je leven kan veranderen telt een grote 220 bladzijden en moet ik nog lezen; Ode aan het kijken heb ik dus net gelezen en is amper 92 bladzijdjes dik (dit is een pocketboekje). Ietsje langer dan een zogenaamde longread dus, maar toch werkelijk iets voor tussendoor, wat ook de reden is dat ik uitgerekend dit boekje uit mijn kasten viste: ik probeer een tweetal boeken per week te bespreken en daar kom ik niet aan toe als ik alleen maar dikke boeken lees …

Los daarvan is dit gewoon een schit-te-rend boekje. Alle hoofdstukjes – Over de genoegens van treurigheid, Over een bezoek aan de luchthaven, Over waarachtigheid, Over werk en geluk, Over een bezoek aan de dierentuin, Over alleenstaande mannen, Over de charme van saaie plekken, Over schrijven (en forellen), en Over humor – zijn niet meer dan twintig bladzijden en (tel zelf maar uit) vaak niet eens tien bladzijden dik, lezen als een trein en betekenen geen moment verloren tijd. Al spreekt het ene hoofdstuk natuurlijk méér aan dan het andere.

Voor mij was dat bijvoorbeeld het geval met Over de genoegens van treurigheid dat de Botton inleidt met volgende zin: “Edward Hopper behoort tot het soort kunstenaars wier werk treurig is maar ons niet treurig stemt – hij doet met verf wat Leonard Cohen en Bach met hun muziek doen.” Ik weet niet of u het werk van Hopper https://www.edwardhopper.net/ kent (niet Dennis dus, maar Edward), maar ik associeerde het niet met Leonard Cohen en Johann Sebastian Bach, waardoor die vergelijking me meteen voor de rest van de tekst interesseerde. Een tekst waar je dan even later – en intussen bent u misschien Hopper gaan opzoeken en denkt u “O ja, dié!” – in leest: “Een bijkomend gevolg van de kennismaking met een groot kunstenaar is dat ons dingen in onze eigen leefwereld beginnen op te vallen waarvan we dankzij zijn werk beseffen dat de schilder er ontvankelijk voor zou zijn geweest. We raken vertrouwd met iets wat je Hopperachtig zou kunnen noemen: een eigenschap die we nu niet alleen meer terugzien in de Noord-Amerikaanse locaties die Hopper zelf bezocht, maar overal in de ontwikkelde wereld waar motels en tankstations, wegrestaurants en luchthavens, busstations en nachtsupermarkten zijn. Hopper is de geestelijke vader van een hele kunststroming die zich wijdt aan ‘liminale’ plekken: gebouwen die zich ver van woonhuizen en kantoren bevinden, doorgangsplaatsen waar we ons bewust worden van een bepaald soort onthechte poëzie. We bespeuren Hoppers aanwezigheid in de foto’s van Andreas Gursky en Hannah Starkey, in de films van Wim Wenders en de boeken van Thomas Bernhard.” Maar ik zag zijn werk ook in het gebouw van het voormalige “servicestation” van The American Petroleum Company in Venlo (qua beeld), dat ik een paar weekends geleden nog bezocht, en jaren geleden in een 24/7 supermarkt in Budapest, waar ik ‘s morgens om zeven uur binnenwandelde op zoek naar koffiekoeken of die Duitse supermarkt waar ik een tweetal jaar geleden een bakkerij vond die op zondag open was, terwijl de rest van het gebouw met doorzichtig traliewerk ontoegankelijk was gemaakt (qua gevoel).

Ter gelijker tijd moet ik toegeven dat iets anders wat in dat hoofdstukje staat op dit moment niet zo goed lukt: “Denken gaat beter als delen van het brein iets anders te doen hebben, de opdracht krijgen naar muziek te luisteren of een rij bomen te volgen.” Dat gaat aardig als ik aan het werk ben en intussen muziek luister, maar een boekbespreking schrijven terwijl je luistert naar een podcast (in dit geval een van Sietske Bergsma met Jan Benninck https://www.youtube.com/watch?v=2GJYs9qoCqY) waarin de sprekers het ook nog eens over de Bijbel én Erich von Däniken hebben, komt niet goed. Dan moet ik even op de pauzeknop drukken telkens ik een alinea wil afmaken.

Intussen is echter die podcast afgelopen en kan ik ongestoord verder met het hoofdstukje Over waarachtigheid. Daarin heeft de Botton het over … een afspraakje en hoe tijdens dat afspraakje jezelf te blijven: “(…) in mijn rol als verleider moest ik me afvragen: ‘Wat spreekt haar aan?’ in plaats van: ‘Wat spreekt mij aan?’ De kwestie was eerder: ‘Wat vindt zij van mijn das?’ dan: ‘Wat vind ik er zelf van?’ Mijn verliefdheid dwong me naar mezelf te kijken met de veronderstelde blik van de aanbedene. Niet ‘Wie ben ik?’ maar ‘Wie ben ik voor haar?’ En door de reflexieve aard van die vraag, raakte mijn eigen persoonlijkheid als vanzelf bezoedeld met een zekere onoprechtheid en onwaarachtigheid.” Een thema dat zich verder ontrolt naarmate het etentje vordert: wie wil er echt wijn (“De verleidingsdrang had me in tweeën gespleten en verdeeld in een ware (alcoholische) en een valse (waterminnende) persoonlijkheid.”)?; wat kan ik over haar te weten komen en hoe pas ik me aan wisselende informatie aan?; hoe waren haar vorige vriendjes?; en “Wat vind jij: chocola of karamel?” (“Mijn leven lang was ik min of meer allergisch geweest voor chocola, maar hoe had ik nog eerlijk kunnen zeggen wat ik wilde in een situatie waarin ondubbelzinnig was vast komen te staan dat een zwak voor chocolade een noodzakelijke voorwaarde was voor verenigbaarheid met Chloe?”). Het komt allemaal goed op het einde van dit zeer grappige, maar toch evenzeer filosofische stuk (waarom zou een filosoof niet grappig kunnen zijn, nietwaar?), maar ergens onderweg denkt de Botton toch: “Mjn idee over de eisen die ze aan een geliefde stelde was te vergelijken met een nauwsluitend pak en mijn ware zelf met een dikke man die zich in een pak probeert te wurmen dat hem te klein is. Ik deed wanhopige pogingen de vetbobbels weg te duwen waarop de strakke snit niet was berekend, mijn taille ineen te persen en mijn adem in te houden om te voorkomen dat de stof zou scheuren. Geen wonder dat mijn houding niet zo spontaan was als ik had gewild. Hoe kan een dikke man in een te krap pak spontaan zijn? Hij is zo bang dat de naden zullen barsten dat hij alleen maar doodstil en met ingehouden adem kan blijven zitten, biddend dat hij de avond zonder kleerscheuren doorkomt. Mijn verliefdheid had me verlamd.”

Waarna de auteur aan ernstiger dingen begint, zijnde “de wijdverbreide opvatting dat ons werk ons gelukkig moet maken. Hoewel werk in samenlevingen altijd een centrale plek heeft ingenomen, doet de onze als eerste voorkomen dat het iets anders kan zijn dan een straf of een bezoeking, zoals onze maatschappij ook als eerste suggereert dat iemand bij zijn volle verstand zelfs bereid zou zijn te werken als daar geen financiële noodzaak voor was”. Ik zou dat “te werken” corrigeren naar “gaan werken” (of desnoods “virtueel gaan werken”), maar voor de rest heeft de Botton gelijk: ik heb zoveel werk te doen dat ik gáán werken louter om den brode doe. Mensen bij wie dat niet het geval is, moeten zich voor het te laat is eens gaan afvragen wat ze gaan doen als ze zonder “werk” vallen of hun pensioen halen. Voltijds voor het kastje hangen? En ze moeten zich ook meteen maar eens de vraag stellen wat ze denken te zijn voor hun werkgever. Ook daarop geeft de Botton mijns inziens een correct antwoord: “Marx mag dan een slecht historicus zijn geweest, die lukraak het pre-industriële verleden idealiseerde en ten onrechte de bourgeoisie hekelde, maar zijn theorieën zijn in zoverre van waarde dat ze een onmiskenbare conflictsituatie tussen werkgever en werknemer vastleggen en uitvergroten. Elke commerciële organisatie zal pogen tegen de laagst mogelijke prijs grondstoffen, arbeidskrachten en machinerie te verwerven om daaruit een product samen te stellen dat tegen de hoogst mogelijke prijs kan worden verkocht. Vanuit economisch perspectief is er geen enkel verschil tussen de grootheden van deze vergelijking. Het zijn allemaal goederen, en uit winstbejag zal een rationele organisatie proberen deze op goedkope wijze bijeen te brengen en efficiënt te verwerken [wat overigens ook de reden is waarom zoveel bedrijven plotseling fan geworden zijn van thuiswerk: ‘t is goedkoper voor het bedrijf en mensen blijken plichtsgetrouw genoeg om er niet de kantjes af te lopen, noot van mij]. En toch is er één lastig verschil tussen ‘arbeidskrachten’ en andere grootheden waaraan de conventionele economie geen uitdrukking of waarde kan geven, maar dat desondanks onvermijdelijk in de wereld aanwezig is: het feit dat arbeidskrachten pijn en genot beleven. Wanneer productiestraten onbetaalbaar worden, kunnen ze worden stopgezet zonder dat ze hun beklag doen over hun als onrechtvaardig ervaren lot. Een bedrijf kan van kolen overgaan op aardgas zonder dat de afgewezen energiebron in zee springt. Maar arbeidskrachten hebben de gewoonte om emotioneel te reageren op pogingen hun kosten of aanwezigheid terug te dringen. Ze snotteren in toilethokjes, gaan aan de drank om hun angst voor onbevredigende prestaties te onderdrukken en kunnen de dood verkiezen boven gedwongen ontslag.”

Goed dat de Botton daarna weer “lolliger” onderwerpen aanpakt, bijvoorbeeld de orang-oetans in de dierentuin: “‘Mensapen zijn het nauwst verwant aan de mens,’ staat te lezen op een bordje bij de kooi met orang-oetans. ‘Hoeveel overeenkomsten ziet u?’ Akelig veel, uiteraard. Scheer hem, trek hem een t-shirt en een trainingsbroek aan, en het exemplaar dat in de hoek van de kooi aan zijn neus zit te krabben is een neef van me, met dat verschil dat Jo een groot appartement in Belsize Park heeft en afgelopen zomer twee weken in Dorset heeft doorgebracht met zijn kinderen.” Op dat van die kinderen na, kreeg ik meteen een beeld van Onslow uit Keeping up Appearances voor ogen.

Of eentje voor de Antwerpenaren (al zullen ze hier wellicht niet zo trots op zijn): “Vooral aantrekkelijke meisjes die niet in Zwitserland zijn geboren zien op tegen een bezoek aan Zürich. Zulke meisjes gaan liever naar Los Angeles of Sydney. Zelfs als ze zin hebben in iets protestants en kneuterigs, geven ze de voorkeur aan Antwerpen of Kopenhagen.” Protestants en kneuterig, inderdaad …

Maar, alle gekheid op een stokje, eindigen doe ik deze bespreking graag met een allerlaatste citaat. Eentje uit Over schrijven (en forellen), waarin de auteur het heeft over de invloed van het lezen van sommige boeken: “Een gevolg van het lezen van een boek waarin zulke zwakke doch wezenlijke trillingen feilloos zijn opgepikt is dat we, zodra we het hebben weggelegd en zijn overgegaan tot de orde van de dag, alert zijn op precies die dingen waarop de auteur zou hebben gereageerd als hij of zij bij ons was geweest. Onze geest is dan een soort radar die opnieuw is afgesteld om bepaalde, door het bewustzijn zwevende objecten te registreren, en het zal lijken alsof we met een radio-ontvanger een ruimte betreden die we als stil hadden ervaren, om plotseling te beseffen dat de stilte alleen op een bepaalde frequentie bestond en we die ruimte in feiten hadden gedeeld met geluidsgolven van een Oekraïens zendstation of het nachtelijke geratel van een taxicentrale. Onze aandacht wordt dan opeens getrokken door de kleuren van de hemel, de veranderlijkheid van een gezicht, de hypocrisie van een vriend of het verdrongen verdriet over een situatie waarvan we voordien niet eens wisten dat we er verdrietig over konden zijn.

Wat mij betreft had het boek daarmee mogen eindigen – misschien had het daarna nog volgende hoofdstuk Over humor naar voor kunnen geschoven worden – omdat het inhoudelijk perfect samenvalt met dat Over de genoegens van treurigheid dat de Botton afsluit met “Oscar Wilde heeft eens opgemerkt dat mist in Londen een onbekend verschijnsel was voordat Whistler het had geschilderd. Het was er natuurlijk vaak genoeg mistig geweest, maar de hoedanigheden van die mist waren gewoon minder opgevallen toen onze manier van kijken nog niet door Whistlers doeken was bepaald.”

Poëtisch, humoristisch en filosofisch, dat vat deze teksten van Alain de Botton goed samen wat mij betreft. Ik zou lezing ervan dan ook aanraden aan iedereen die van die dingen houdt.

Björn Roose
… (meer)
 
Gemarkeerd
Bjorn_Roose | 1 andere bespreking | Sep 21, 2021 |
De bottomline (en meteen de slotzin) van dit boek is simpel: “Sommige aspecten van religies zijn te nuttig, doeltreffend en intelligent om alleen aan de gelovigen te worden overgelaten”. Een zelfverklaard atheïst die – gespreid over 300 bladzijden en geïllustreerd met tal van foto’s – een uitgebreide lofrede houdt op religie, als dat geen provocatie is. En daar blijft het niet bij: het is meteen ook een onbarmhartige afrekening met het moderne seculiere denken. Voortdurend wijst de Botton op de grote tekortkomingen van het atheïsme (en ik neem aan dat hij daar in één moeite ook het agnosticisme en het iets-isme toe rekent): het biedt geen antwoord op de onmiskenbare behoeften van de menselijke ziel. Vooral de Romantiek met zijn hyper-individualisme en zijn afkeer van oude instituties zou er volgens hem voor hebben gezorgd dat de wending weg van religie meteen een miskenning was van de menselijke nood aan gemeenschapszin, zingeving, troost, morele voorbeelden, rituele handelingen, enzovoort. Dit is uiteraard historisch gezien je reinste onzin, want net de Romantiek bracht in de 19de eeuw een religieuze heropleving tot stand. Het typeert dit boek ten volle: de Botton maakt er echt een rommeltje van en benadert zowel religies als het atheïsme alsof het eenduidige en onveranderlijke gegevenheden zijn.
Niet dat zijn analyse helemaal onverdienstelijk is: terecht schrijft hij aan religies een aantal eigenschappen toe die inderdaad eeuwenlang een positieve rol hebben vervuld, en dat nog altijd doen. Zoals gezegd is dat volgens de auteur vooral de onderkenning van de menselijke zwakheid, het menselijk gevoel van nietigheid en tekortschieten, de nood aan troost, vergeving en een moreel voorbeeld, en de inzet voor de ruime gemeenschap. De Botton illustreert ook mooi hoe religies door de tijd heen een heel arsenaal aan technieken hebben ontwikkeld die de mens op tijd en stond confronteren met zijn tekortkomingen, en handige manieren voorstelt om daaraan te ontsnappen. Soelaas voor de ziel is voor hem geen negatief aanbod. En uiteraard komt dat nog het meest tot uiting in de kunst en het onderwijs, niet toevallig de hoofdstukken die in dit boek het ruimst en het best zijn uitgewerkt.
Maar tegelijk is dit een erg eenzijdige benadering van religies. De Botton gaat in zijn ijver om de goede kanten van godsdiensten te laten zien, zo maar eventjes voorbij aan de nefaste rol die ze ook hebben gespeeld in het aanwakkeren van angst of een overmatig schuldbesef, om nog te zwijgen van het fanatiek exclusivisme dat eindeloze bloedige conflicten en oorlogen op gang heeft gebracht. Nog een punt van kritiek is dat hij die religies, zogezegd om praktische redenen, beperkt tot bijna uitsluitend het christendom (en dan nog vooral de katholieke variant). Het jodendom en het boeddhisme komen af en toe ter sprake, en de 2de religie ter wereld, de islam, blijft zelfs helemaal onvermeld. Hij doet ook alsof alle voorbeelden die hij aanhaalt permanent en universeel kenmerkend waren en zijn voor de betrokken religie, waarbij hij volledig voorbijgaat aan de historische en geografische bepaaldheid van religieuze kenmerken.
Tenslotte vind ik het echt getuigen van intellectuele luiheid als hij voorstelt dat het seculiere leven gewoon maar de interessante brokken van religies moet overnemen, zonder die rare hocus pocus die eraan vastzit. Dit is echt te gemakkelijk geredeneerd, want net die rare hocus pocus is in veel gevallen de inspiratiebron en de voedingsbodem geweest van die zogezegd positieve eigenschappen, en die kan je niet zomaar opzijschuiven. Versta me goed: net als de Botton vind ik een discussie over het bestaan van een God onzinnig en naast de kwestie. Maar de kern van religies is wel dat de zingeving van het menselijk bestaan net wordt gelegd bij iets dat de mens zelf overstijgt. Neem dat weg, en dan krijg je uiteindelijk het lijstje met zielloze handelingen en technieken dat de Botton voorstelt. In een van zijn slothoofdstukken stelt hij kort de seculiere religie voor die de 19de eeuwse positivist Auguste Comte heeft uitgewerkt; het is meteen de perfecte illustratie van hoe pover zijn alternatief is. Neen, dit boek is, ondanks enkele verdiensten, een echte tegenvaller.
… (meer)
 
Gemarkeerd
bookomaniac | 42 andere besprekingen | Apr 22, 2020 |

Lijsten

Prijzen

Misschien vindt je deze ook leuk

Gerelateerde auteurs

Statistieken

Werken
36
Ook door
10
Leden
23,322
Populariteit
#905
Waardering
½ 3.7
Besprekingen
475
ISBNs
684
Talen
27
Favoriet
84

Tabellen & Grafieken