Ton Lemaire
Auteur van Filosofie van het landschap
Over de Auteur
Werken van Ton Lemaire
Over de waarde van kulturen een inleiding in de kultuurfilosofie : tussen europacentrisme en relativisme (1976) 29 exemplaren
Het vertoog over de ongelijkheid van Jean-Jacques Rousseau, of De ambivalentie van de vooruitgang (1980) 9 exemplaren
Twijfel aan Europa : zijn de intellectuelen de vijanden van de Europese cultuur? (1990) 7 exemplaren
Tagged
Algemene kennis
- Officiële naam
- Lemaire, Ton
- Geboortedatum
- 1941-10-06
- Geslacht
- male
- Nationaliteit
- Nederland
- Geboorteplaats
- Rotterdam, Nederland
- Beroepen
- cultureel antropoloog en cultuurfilosoof
Leden
Besprekingen
Lijsten
Misschien vindt je deze ook leuk
Statistieken
- Werken
- 23
- Leden
- 278
- Populariteit
- #83,543
- Waardering
- 3.3
- Besprekingen
- 7
- ISBNs
- 35
- Talen
- 1
En het is best interessant wat hij daarover te vertellen heeft. Zo illustreert hij knap hoe de Westerse schilderkunst geleidelijk het landschap van een sacrale, symbolische achtergrond tot een realistische ruimte maakte, die dus ‘vatbaar’ was, maar die dat landschap ook ontmythologiseerde, en uitmondde in een surrealistisch, versteend geheel. Terwijl het vooruitgangsgeloof (en de moderniteit) almaar verder ging in de onttovering groeide tegelijk het verzet daartegen, vanuit een gevoelen van vervreemding, dat leidde tot pogingen om de ruimte te hermythologiseren. Dat gebeurde het meest extreem in de Romantiek, met zijn obsessieve adoratie voor de natuur. Maar die adoratie was en is tegelijk ambigu, want ook de Romantiek is een poging tot manipulatie, de breuk zelf kan niet ongedaan worden gemaakt.
Het is die ambiguïteit die telkens terugkeert bij Lemaire. Bijvoorbeeld als hij het heeft over ‘wonen’, dat neerkomt op een vast middelpunt te hebben, een zekere grond van waaruit je vertrekt en waar je naar terugkeert. De moderniteit heeft dat vast middelpunt weggeslagen, heel de wereld is nu ons middelpunt, we zijn niet meer thuis op één enkele plek. Vandaar ook dat reizen bij hem een eerder negatieve bijklank krijgt (als drang om een universeel middelpunt te hebben, alles te overzien), met 1 uitzondering: het wandelen (want dat respecteert nog in zekere mate de natuur als natuur). Het is duidelijk dat Lemaire schrijft vanuit een persoonlijke onvrede, een verdriet om de teloorgang van het landschap van zijn jeugd, de niets ontziende moderniteit, en dus vanuit een melancholisch gevoel.
Interessante beschouwingen dus, maar Lemaire verpakt ze geregeld in toch wel in proza dat wel heel zwaar op de hand is, erg theoretisch-filosofisch verwoord (met een sterk hegeliaanse inslag). In enkele gevallen is zijn boek ook duidelijk gedateerd: de oosterse (in dit geval beperkt tot de Chinese) schilderkunst bijvoorbeeld wordt tot tegenvoorbeeld verheven op basis van zeer gebrekkig bronnenmateriaal (Engelse uitgaven uit het midden van de vorige eeuw); ook zijn behandeling van archeologie en prehistorie (als verarmende disciplines) is op zijn minst achterhaald te noemen. Maar wie van enig frivool filosofisch denken houdt, moet zeker slotessays lezen over kabouters en volksgeloof, over de naaktheid van het middaguur en over de filosofie van het ‘bruin worden’.… (meer)