Afbeelding auteur

Michael Madeja

Auteur van Das kleine Buch vom Gehirn

4 Werken 15 Leden 1 Geef een beoordeling

Werken van Michael Madeja

Tagged

Algemene kennis

Er zijn nog geen Algemene Kennis-gegevens over deze auteur. Je kunt helpen.

Leden

Besprekingen

Op verzoek van de vzw De maakbare mens las ik van Michael Majeda, De kortste route door het brein, Atlas-Amsterdam/Antwerpen, 2011, 239 blz., pocket, € 17,95.
Het is een vertaling van een publicatie die in 2010 in het Duits verscheen. Dat brengt ons bij een eerste reeks van bedenkingen. De vertaler heeft zijn best gedaan, maar af en toe schemert het Duits toch hinderlijk door en af en toe slaat hij de bal deerlijk mis en wordt de betekenis enkel duidelijk als je het Nederlands terug naar het Duits vertaalt. De zeer beperkte en dus nutteloze bibliografie vermeldt enkele Duitse werken, aangevuld met drie Nederlandse websites. Men had met weinig moeite een eigen bescheiden Nederlandstalige bibliografie kunnen samenstellen.
De auteur stelt zich nadrukkelijk tot doel een boek te schrijven dat voor iedereen toegankelijk is. Hij wil daarom geen wetenschappelijk jargon gebruiken en geen moeilijke woorden. Dat is lovenswaardig, maar gemakkelijker gezegd dan gedaan. Een van de methoden die hij daarvoor gebruikt is deze: hij vervangt alle moeilijke woorden door een omschrijving en plaatst daarbij een verwijzing naar een lijst met moeilijke woorden met uitleg die zich achteraan in het boek bevindt. Dat lijkt een goed idee, maar het werkt niet. Als je het over een preganglionair neuron hebt, dan kan je dat wel omschrijven als ‘een zenuwcel van het zenuwstelsel dat organen aanstuurt en vooral in het ruggenmerg en de hersenstam ligt en ook zintuiglijke informatie van de inwendige organen ontvangt’. Maar je kan onmogelijk elke keer dat je over dat soort neuronen spreekt die hele omschrijving gebruiken. Dus kort je dat af tot ‘deze zenuwcel’, maar dan weet de lezer na enkele regels niet meer over welk soort zenuwcel je het hebt, er zijn immers verscheidene soorten. In veel gevallen is het veel eenvoudiger om de correcte term te gebruiken, bijvoorbeeld het ingeburgerde synaps, in plaats van het algemene en daardoor verwarrende ‘contactpunt’. Dendriet lijkt me ook handiger dan zenuwceluitloper, ionkanaal is duidelijker dan ‘lichaampje’ en zo zijn er talloze voorbeelden. De dingen hebben nu eenmaal een naam en het is beter om zich die namen eigen te maken.
Een goed bedoelde poging om wetenschap meer toegankelijk te maken kan zo mislukken door een obsessief vermijden van de geëigende termen. Overigens slaagt de auteur er niet in om zijn nefast systeem vol te houden: al op de derde bladzijde gebruikt hij de term ‘gliacel’ zonder die uit te leggen en enkele bladzijden verder heeft hij het over de dwarslaesie en haar gevolgen, eveneens zonder uitleg. Het komt mij voor dat de auteur eerst een boek heeft geschreven met al de technische termen en vervolgens al die termen een voor een heeft opgezocht, ze verplaatst naar de lijst achteraan en ze dan in de tekst ‘omschreven’ in eenvoudige woorden. Dat is één manier om te vulgariseren, maar het is een bedenkelijke. Geef mij maar Gould, Dawkins, Dennett, Pinker. Die onderschatten tenminste de lezer niet en brengen hem en haar zo tot een hoger niveau van begrijpen en inzicht.
Een tweede methode bij het vulgariseren is het werken met voorbeelden uit het dagelijkse leven, analogieën noemt de auteur ze. Zo vergelijkt hij de werking van een zenuwcel herhaaldelijk met een biertent. Op zich een goed idee, ware het niet dat vergelijkingen niet altijd opgaan en zo kom je tot ongerijmdheden: waarom zou de portier de dronken klanten willen binnen houden en de dorstige buiten? Je mag ook niet te ver gaan als je vergelijkingen maakt, anders wordt het een allegorie en weet de lezer helemaal niet meer waarover je het hebt in de realiteit als je de details van de biertent uitvoerig beschrijft. Veel voorbeelden zijn duidelijk achteraf nogal kunstmatig aan de tekst toegevoegd, als een afterthougth, omdat dit nu eenmaal de afspraak was, maar hebben nauwelijks enige verduidelijkende waarde: ‘Bewustwording kan je derhalve vergelijken met de gezangen kreten van supporters tijdens een voetbalwedstrijd, die altijd ook buiten het stadion zijn te horen als een van de supportersgroepen een lied of yell aanheft, maar waarvan je daarentegen niets hoort zolang iedereen met zijn buurman over de wedstrijd praat.’ Excuseer?
Het grootste probleem met de concrete voorbeelden uit onze leefwereld is dat die over mensen gaan en mensen hebben bedoelingen, redenen om iets te doen of te laten, terwijl de processen in ons lichaam die helemaal niet hebben. Door voortdurend met menselijke voorbeelden te werken, geeft de auteur de indruk dat onze zenuwcellen en andere delen van ons lichaam eveneens met dergelijke drijfveren behept zijn, en dat is natuurlijk niet het geval. Uitdrukking als: de ondergang van de zenuwcellen… of: de hersenen proberen greep te krijgen op deze zieke zenuwcellen… zijn misplaatst en misleidend. Je kan fysische verschijnselen niet zinvol beschrijven als menselijke daden of gebeurtenissen. Vroeg of laat loopt dat fout. Dat is het gevaar met personifiëren.
Een derde systeempje is het gebruik van vergelijkingen om de omvang van iets aan te duiden. Ik besef dat het soms moeilijk is om zeer grote of zeer kleine afmetingen of hoeveelheden adequaat te omschrijven, maar als je een vergelijking maakt moet ze verhelderend zijn en als het even kan het liefst ook begrijpelijk. Als je het aantal zenuwcellen in onze hersenen schat op tien tot honderd miljard, dan helpt het nauwelijks als je dat omschrijft als ‘enkele honderdduizenden volle voetbalstadions, uitverkochte popconcerten of steden’. Eén vol voetbalstadion &c., dat kan je je nog voorstellen, maar honderdduizend? Helemaal onbegrijpelijk is dit: ‘Wanneer je een zenuwceluitloper zou uitvergroten tot een flatgebouw, zou hij nog altijd veel dunner zijn dan een haar’. Een flatgebouw dunner dan een haar?
Laten we het dan maar over de inhoud hebben. De auteur beoogt een korte inleiding te geven in de vorm en de werking van onze hersenen. Hij doet dat in de eerste hoofdstukken, het taaiste deel van het boek, door tot in het kleinste detail de chemische en elektrische processen uit de doeken te doen die zich afspelen in de zenuwcellen van onze hersenen. Mede door het obstinaat gebruik van vulgariserende algemene termen in plaats van de wetenschappelijke is dit een nodeloos wollige, vage en onduidelijke zaak geworden. Bovendien stel je je als lezer voortdurend de vraag: nou en? Je doet dan al heel wat moeite om te begrijpen wat er staat en dan blijkt al die uitleg verder weinig of geen belang te hebben voor wat volgt. De auteur heeft te weinig oog gehad voor het feit dat zelfs geïnteresseerde leken maar weinig belangstelling kunnen opbrengen voor de kleinste details van de fysische processen die zich in ons lichaam afspelen. Wat heb je eraan te weten dat het allemaal draait om een ionenpomp en het evenwicht tussen natrium en kalium? Op zich is dat wellicht best fascinerend, maar alleen als de informatie die je krijgt nadien ook nuttig is, als ze je helpt om het groter geheel beter te begrijpen, als ze leidt tot die aha-erlebnis waar de auteur zo op uit is, maar die hij zelden kan veroorzaken.
Ook in de volgende delen, die handelen over de input en de output van de hersenen, krijgen we wel een algemene en nog steeds vage beschrijving van de chemische en elektrische processen die zich daar afspelen, zodat we enig inzicht krijgen in het hoe, maar we blijven op onze honger over het waarom en waartoe. Neem nu de uitleg over de reflexbeweging. Daarvan zegt de auteur dat ze meestal vanuit het ruggenmerg worden aangestuurd. Vervolgens beschrijft hij uitvoerig welke weg de signalen volgen, maar het is wederom een droge beschrijving van de fysische processen, terwijl wij in feite vooral geïnteresseerd zijn in de redenen voor die processen. Je trekt je hand terug van een hete plaat. Wat is daarin de meest pregnante kwestie? Het feit dat je dat doet, om te vermijden dat je je ernstig verbrandt. Het lijkt me belangrijk te weten hoe dat in zijn werk gaat en waarom dat zo werkt, steeds in functie van het verschijnsel zelf. De auteur slaagt er niet in om die sense of urgency mee te geven, het is allemaal veel te droog en saai voorgesteld, als een reis door het lichaam met een miniatuurduikboot: je ziet van alles aan jou voorbijgaan, maar de tocht door het lichaam wordt een bevreemdend, irreëel landschap, het verliest zijn zin, zijn belang, zijn leven.
Het wordt niet veel beter in de volgende hoofdstukken. Die handelen over de permanente veranderingen die onze hersenen ondergaan, over het bewustzijn, het denken, taal, slaap en emoties, over de belangrijkste hersenaandoeningen. Er is ook een kort hoofdstukje over de methoden van het hersenonderzoek. Telkens weer heb ik me de bedenking gemaakt dat de auteur veel meer bezig is met het menselijk lichaam dan met het lichaam van de mens. De belangstelling die de gemiddelde lezer kan opbrengen voor de natuurwetenschappelijke aspecten van de werking van ons lichaam is op zich al gering. Wanneer we dan, zoals in deze laatste hoofdstukken, voortdurend te horen krijgen dat men over die processen eigenlijk zo goed als niets weet, dan wordt het natuurlijk moeilijk om de aandacht gaande te houden.
Neem nu ‘taal’. De auteur noemt het een van de grootste prestaties van het menselijk brein, maar wijdt er amper twee korte bladzijden aan, waarin hij hoofdzakelijk aangeeft waar het proces zich afspeelt, maar niets zegt over hoe dat gebeurt en helemaal het stilzwijgen bewaart over het belangrijkste aspect van taal, namelijk hoe wij elkaar begrijpen: hoe gaat het in onze hersenen van fysische processen naar betekenis voor de betrokken mens? That is the question!
Wat we hier te lezen krijgen over Alzheimer, epilepsie, beroerte, Parkinson en MS is zo elementair dat het overbodig is. Er is ook nauwelijks aandacht voor de betrokken mens en helemaal niet voor zijn omgeving, wel voor de maatschappelijke kost…
De luttele bladzijden over het klinisch hersenonderzoek zijn even teleurstellend. Het is niet meer dan een appendix omwille van de volledigheid.
Al bij al heeft de auteur veel te veel aandacht voor het aspect van onze hersenen dat het minst interessant is: het zuiver natuurkundige. Akkoord, het is nuttig om daarover eens iets te lezen en ik geef toe dat ik, dank zij mijn volgehouden inspanningen en voortdurend raadplegen van de lange lijst met technische termen (44 bladzijden!), toch een en ander heb bijgeleerd. Maar het had zoveel beter gekund!
Nog enkele opmerkingen.
Voor een pocket van zeer bescheiden omvang is 17,95 euro een woekerprijs. Voor nauwelijks enkele euro’s meer kocht ik Jonathan Israel’s majestueuze Democratic Enlightenment, stevig ingebonden, mooie stofwikkel, meer dan 1000 bladzijden voortreffelijke druk, geïllustreerd… Mijn voorspelling is dat je dit bescheiden pocketje binnen het jaar bij de Slegte vindt voor een prikje.
Ook het Nederlands van de vertaler heeft me vaak geïrriteerd. Om te beginnen gebruikt hij nergens wat men inclusieve taal noemt: hij heeft het enkel over hij, hem, zijn en nooit over zij en haar. In deze tijd is dat storend en onbegrijpelijk. We moeten daarin niet overdrijven, maar in de meeste gevallen kan je het eenzijdig mannelijke gemakkelijk vermijden, zonder te vervallen in het weinig fraaie hij/zij. Maar wat me werkelijk de stuipen op het lijf gejaagd heeft is de onhebbelijke voorkeur van de vertaler voor deze ronduit stuntelige constructie: ‘de in de wetenschap vaak op plastische wijze aangeduide term…’ in plaats van: de term die de wetenschap vaak plastisch aanduidt… Je kan dat ter afwisseling af en toe eens doen, maar de vertaler doet het te pas en vooral te onpas, op elke bladzijde, soms zelfs twee keer in één zin: ‘De verwerking door de hersenen van de uit de lichtopnemende cellen afkomstige informatie leidt dus pas tot een scherpe en ‘gekleurde’ waarneming van het door het oog opgenomen beeld.’ Wie kan deze zin na één enkele lezing begrijpen? Dat heet dan vulgarisatie…

Besluit.
Wie over de hersenen meer wil weten, vooral hoe wij ze gebruiken, kan zoveel beter terecht bij Antonio Damasio en Patricia Churchland, om slechts die te noemen. Daar kan men ook een benadering aantreffen van onze kennis van de hersenen en hun functie vanuit evolutionair standpunt, iets wat in dit boek totaal en onbegrijpelijk ontbreekt. De bouw zelf van onze hersenen en de vergelijking met die van onze verre voorouders en die van de dieren toont overduidelijk aan dat ons brein geëvolueerd is in een voortdurende aanpassing aan de omgeving. Onze hersenen zijn zoals ze nu zijn, zowel fysisch als in het gebruik, omdat ze zo geworden zijn, als een instrument van de mens in concrete situaties. Die ononderbroken aanpassing heeft haar sporen nagelaten en kan ons verklaringen aanreiken voor de mens van vandaag. De auteur heeft dit cruciaal aspect tot onze schade en zijn schande jammerlijk verwaarloosd.
Al bij al is dit een boekje dat zijn vulgariserende bedoelingen helaas niet kan waarmaken.
… (meer)
 
Gemarkeerd
KarelDhuyvetters | Sep 29, 2011 |

Statistieken

Werken
4
Leden
15
Populariteit
#708,120
Waardering
2.0
Besprekingen
1
ISBNs
6
Talen
1