Afbeelding van de auteur.
72 Werken 4,134 Leden 38 Besprekingen Favoriet van 14 leden

Over de Auteur

Born in Vienna in 1926, Ivan Illich grew up in Europe. He studied theology, philosophy, history, and natural science. During the 1950s he worked as a parish priest among Puerto Ricans in the Hell's Kitchen section of New York City and then served as rector of the Catholic University of Puerto Rico. toon meer During the 1960s he founded centers for cross-cultural communication, first in Puerto Rico and then in Cuernavaca, Mexico. Since the late 1970s, he has divided his time among Mexico, the United States, and Germany. He is also a professor of Science, Technology, and Society at Penn State University. Illich's radical anarchist views first became widely known through a set of four books published during the early 1970s---Deschooling Society (1971), Tools for Conviviality (1973), Energy and Equity (1974), and Medical Nemesis (1976). Tools is the most general statement of Illich's principles; the other three expand on examples sketched in Today in order to critique what he calls "radical monopolies" in the technologies of education, energy consumption, and medical treatment. This critique applies equally to both the so-called developed and the developing nations but in different ways. Two subsequent collections of occasional pieces---Toward a History of Needs (1978) and Shadow Work (1981)---stress the distorting influence on society and culture of the economics of scarcity, or the presumption that economies function to remedy scarcities rather than to share goods. Toward a History of Needs also initiates a project in the history or archaeology of ideas that takes its first full-bodied shape in Gender (1982), an attempt to recover social experiences of female-male complementarity that have been obscured by the modern economic regime. H2O and the Waters of Forgetfulness (1985) extends this project into a history of "stuff." ABC:The Alphabetization of the Popular Mind (1988) carries Illich's project forward into the area of literacy, as does his most recent book, In the Vineyard of the Text (1993). In the Mirror of the Past (1992) is a collection of occasional essays and talks from the 1980s, linking his concerns with economics, education, history, and the new ideological meaning of life. Illich himself is a polymath who speaks at least six languages fluently and who writes regularly in three of these (English, Spanish, and German); his books have been translated into more than 15 other languages. (Bowker Author Biography) toon minder
Fotografie: Ivan Illich (4 septembre 1926 à Vienne en Autriche - 2 décembre 2002 à Brême en Allemagne)

Werken van Ivan Illich

Naar een nieuwe levensstijl (1973) 566 exemplaren
Celebration of Awareness (1656) 241 exemplaren
Gender (1982) 156 exemplaren
Het recht op nuttige werkloosheid (1978) 154 exemplaren
De deskundige vriend of vijand ? (1977) 128 exemplaren
Toward a History of Needs (1826) 103 exemplaren
Shadow Work (1980) 97 exemplaren
After Deschooling, What? (1973) 67 exemplaren
Ivan Illich in Conversation (1992) — Interviewee — 59 exemplaren
La perte des sens (2004) 13 exemplaren
Oeuvres complètes : Volume 2 (2005) 10 exemplaren
Œuvres complètes (2004) 7 exemplaren
Pervertimento del cristianesimo (2012) 3 exemplaren
Golge Is (2013) 2 exemplaren
ALTERNATIVAS. 1 exemplaar
Libertar o futuro 1 exemplaar
Alternatives to schooling (1972) 1 exemplaar
Per una storia dei bisogni (1981) 1 exemplaar
Amicus Mortis 1 exemplaar
Tuketim Koleligi 1 exemplaar
Išmokyklinti visuomenę (2019) 1 exemplaar

Tagged

Algemene kennis

Leden

Besprekingen

De eminente cultuurfilosoof Ivan Illich (geboren in 1926) is begin december 2002 in Bremen gestorven. Hij verdeelde de laatste jaren zijn onderwijs tussen universiteiten in de VS, Mexico en Duitsland. In Mexico had hij in de jaren vijftig het belangrijke CIDOC - Internationaal Centrum voor Interculturele Informatie - opgericht. Maar Illich is vooral bekend door zijn kritische beschouwingen over de moderne instellingen - waarbij hij in eerste instantie denkt aan de school, aan het verkeerssysteem en aan de medische wereld. Zijn belangrijkste werken zijn in het Nederlands vertaald: Ontscholing van de maatschappij, 1972, Grenzen aan de geneeskunde, 1976, Energieverbruik en maatschappelijke tegenstellingen, 1973. Zijn hoofdwerk is Naar een nieu­we levensstijl, 1973, in het Engels Tools for Conviviality. Het begrip convivialiteit, ‘gezelligheid’ en solidariteit, is voor Ivan Illich de tegenpool voor de in de moderne instellingen geïncarneerde levenswijze - manipulerend, bureaucratisch, nog enkel voor zichzelf bestaand en, zoals we straks uitdiepen, onderhevig aan een nefaste doel-middelverdraaiing. De moderne instellingen zijn, zoals alle instellingen, werktuigen. Modern aan die werktuigen is evenwel dat ze van middelen doel geworden zijn. Ivan Illich wil die omkering begrijpen.

Zijn kritiek begint bij de school, die, volgens hem, de mensen leert om alle andere instellingen als instellingen te aanvaarden en te waarderen. Zij doet dit vooral door de kijk op de dingen die ze meegeeft. De school is dus de oorspronkelijke omkering van de verhouding tussen doel(ein­den) en middelen. We worden er geschoold, zegt Illich, om proces en inhoud met elkaar te verwisselen. Als de school slecht functioneert, wijt men dit vaak aan een tekort aan middelen - waardoor echter het verkeerd functioneren ervan nog toeneemt, want de school, meent Illich, leert - en dat is zijn punt - door haar uitbreiding de leerlingen nog verder het zelfstandig leren af. Het kan lijken alsof Illich de school wil afschaffen. Dat is onjuist, Illich viseert vooral een bepaalde kijk, die niet alleen de school maar ‘het industriële tijdperk’ in zijn geheel kenmerkt. Illich denkt trouwens steeds zeer genuanceerd, ondanks wat critici hem soms in de schoenen schuiven, zo wanneer ze hem verwijten onze tijd naar de Middeleeuwen te willen katapulteren. Illich wil veeleer ons kritisch vermogen aanscherpen. Hij brengt bepaalde waarden van onze individualistische maatschappij onder kritiek: de nooit eindigende consumptie, het ideaal van de ongebreidelde productie, de inhouds- en doelloze vooruitgang, de grote verwachtingen die we bij wetenschap­pelijke en technologische prestaties koesteren. En misschien vooral - hoewel Illich dit thema niet afzonderlijk bespreekt terwijl het nochtans alomtegenwoordig is - een bepaald soort objectivistische, ‘wetenschappelijke’, rationaliteit. Zo heeft Illich het in zijn reflecties op de moderne geneeskunde over iatrogenese - door de geneesheer zelf veroorzaakte ziekte. Maar het valt op hoe zijn hoofdzakelijke aandacht gaat naar wat hij het structurele aspect ervan noemt (‘doodsverklaring aan pijn, ziekte en dood’), een houding waar­bij de patiënt - niet het minst ter wille van zijn goedgelovigheid in de almacht van de geneeskunde - zich vertrouwend, passief, opstelt en elke verantwoordelijkheid voor zijn toestand van zich afschuift. Ook hier moet het er (reducerend) ‘wetenschappelijk’ aan toegaan. Ivan Illich wijst erop hoe in de 19e eeuw de grote besmettelijke ziekten, cholera, pokken, enz., juist niet verdwenen zijn door medisch ingrijpen - het is een hardnekkige mythe en wensdroom dat zo op te vatten - maar door verbeterde levensomstandigheden, door betere voeding en meer hygiëne.

Ik zie in de problematiek van de doel-middelverdraaiing - gemotiveerd door de typisch moderne houding die geen grenzen (zowel binnen de mens als in de natuur) weet te erkennen - de hoofdgedachte van Ivan Illich. Ze is actueler dan ooit. Belangrijke begrippen zoals dit van de twee keerpunten (vanaf een bepaald niveau van ontwikkeling wordt het beoogde van langs om minder bereikt), van de radicale monopolies en van de contraproductiviteit, verwijzen er rechtstreeks naar. Laat mij dit op een enkel punt, de mobiliteitsproblematiek, wat aanschouwelijker maken. Het laat enkele controversiële gedachten van Illich zien, maar het spoort ons tegelijk aan zijn thematiek ter harte te nemen.

Waarom choqueert Ivan Illich als hij ons zegt dat inzake mobiliteit - bedoeld is de mobiliteit over de korte afstand, binnen een straal van ongeveer 8 kilometer, een gebied waarbinnen trouwens ongeveer 80% van alle gereden kilometers afgelegd worden (van en naar het werk, van en naar de winkel, van en naar de school) - de fiets, het spaakwiel, de luchtband en het kogellager de grootste en ultieme uitvindingen zijn? Zou het kunnen omdat we absoluut niet bereid zijn om ons te ‘beperken’ tot doel-middeloverwegingen? Verafgoden wij de vooruitgang van wetenschap en technologie op zodanige wijze dat we hardnekkig aan realistische doel-middeloverwegingen voorbijkijken? De redenering van Illich is nochtans overtuigend. Hij toont namelijk aan dat - voor de korte reikwijdte - de maximale en tegelijk optimale snelheid ongeveer 20 km per uur is, die van de fietser. Met de fiets overvleugelt de mens de doelmatigheid van alle machines. Wie door middel van motoren meer nastreeft, remt de snelheid af en doet de globale mobiliteit afnemen - bedoeld is de productiviteit ervan, het ‘efficiënt’ bereiken van het doel: zo snel en zo vaak mogelijk zijn bestemming bereiken. Reeds als men enkele auto’s door de stad jaagt, verjaagt men de fietsers. Illich heeft ook de reusachtige kostprijs van het autogebruik berekend. Hij rekent alles om in de tijd die we nodig hebben om ons te kunnen verplaatsen (rechtstreeks en onrechtstreeks, de arbeidstijd die we nodig hebben om ons een auto aan te schaffen, hem met brandstof te vullen, de verzekering, de onderhoudskosten, enz. te betalen). De balans is onthutsend. We verplaatsen ons aan de snelheid van de voetganger, maximaal 5 km per uur. Autobezit is een enorme kost - trouwens niet alleen voor het individu, maar ook voor de maatschappij. Als we dat niet inzien, is dat nogmaals omdat we ons vergapen aan een abstracte ‘economische groei’ - en dat is pas blindheid voor doel-middeloverwegingen.

Het autosysteem is een radicaal monopolie geworden. De personenwagen dringt zich zo op dat men haast nog alleen door middel van het gebruik van een wagen mobiel kan zijn. De mensen verlaten de stad en gaan met hun wagen naar hun werk of naar de winkel - en door het grote verkeer wordt de stad onleefbaar, wat een verdere stadsvlucht meebrengt. De winkels en allerlei andere grote centra verplaatsen zich naar de rand van de stad. Gelukkig dus die zeldzame mensen die het radicale automonopolie kunnen negeren omdat ze in het centrum van de stad wonen, dicht bij familie en vrienden. Als dergelijke mensen een redelijk loon verdienen, zijn ze rijk, door wat ze ‘uitsparen’. Illich beseft natuurlijk dat het niet eenvoudig zal zijn om dit radicale monopolie te doorbreken.

Ik zei dat Illich genuanceerd denkt. Hij wil namelijk de auto niet afschaffen, wel zijn gebruik drastisch reduceren. Hij weet maar al te goed dat auto’s een aantal zeer nuttige functies vervullen, hij denkt er onder meer niet aan de huisarts te verbieden zich in een personenwagen te verplaatsen. In grote mate is zijn kritiek trouwens een pleidooi voor openbaar vervoer. Illichs kritiek op het ‘autosysteem’, op de instelling autoverkeer, hoort, zoals reeds duidelijk is, binnen een ruimere problematiek. Laat mij nog enkele aanduidingen geven. Boven een bepaald niveau van het bruto nationaal product, zegt Illich, stijgen de kosten voor controle op de maatschappij sneller dan de totale productie en de belangrijkste institutionele activiteit (Energieverbruik en maatschappelijke tegenstellingen, blz.18). Boven een bepaald niveau geraakt de culturele samenhang en het politieke systeem in verval (ib. blz. 18). De opleiding tot de abstracte doeleinden van een bureaucratie verdringt het wettelijke gegarandeerd persoonlijke en concrete initiatief (ib. blz. 18). Een overdreven energieverbruik leidt tot een vergroting van de ongelijkheid, tot ondoelmatigheid en individuele machteloosheid. Het gevolg zijn achteruitgang, frustraties en tekortkomingen (ib. blz. 19). Hier kan de grens worden bepaald waar een maatschappij ophoudt rechtvaardig te zijn en waar de ongelijkheid toeneemt. Nog even terug naar het autosysteem: ‘Zeg mij hoe groot je snelheid is en ik zal zeggen wie je bent. Als je de belastingen kunt betalen die nodig zijn om de Concorde te doen vliegen, dan sta je zeker aan de top [van de maatschappij]. Sinds een jaar of vijftig is de auto de maatstaf geworden waaraan je kunt zien hoever iemand het in de maatschappij heeft geschopt.’ En om te besluiten, nog een citaat, dat onze reflectie zou kunnen aanzwengelen over datgene wat ons, ‘moderne mensen’, bezig houdt, bezielt, aandrijft - het heeft veel met onze hekel aan het aanvaarden van grenzen te maken: ‘Pas in de 19e eeuw gingen de mensen zich sneller verplaatsen. Tegen 1830 was de reis (van Parijs naar Toulouse, voordien 158 uren) teruggebracht tot 110 uren, maar dat ging ten koste van iets anders. In datzelfde jaar sloegen 4150 diligences om in Frankrijk, wat meer dan duizend doden tot gevolg had.’ Is het nodig de lezer te vragen dit gegeven te actualiseren? En zouden we niet beter ook Ivan Illich als een meer dan ooit actueel denker blijven beschouwen en bestuderen?

Willy Coolsaet
Vakgroep wijsbegeerte - Universiteit Gent
- See more at: http://www.sampol.be/samenleving-en-politiek/zoeken-in-sampol/138-2003/januari-2...
… (meer)
 
Gemarkeerd
aitastaes | 4 andere besprekingen | Jul 21, 2015 |
1981. De grootste aula aan de Gentse Blandijnberg puilde uit van de studenten want Ivan Illich, de Oostenrijkse uitgetreden priester en filosoof, kwam spreken over Deschooling society, een van zijn spraakmakende boeken. Ik was een van de toehoorders. De polyglotte, slanke man was in de jaren zeventig een goeroe van de protestgeneratie en genoot in linkse kringen groot aanzien.

Trek dat onderwijs uit dat geïnstitutionaliseerd kader, betoogde Illich, want zo ontstaat het bederf van het beste en dat is het ergste. Die basisstelling ontwikkelde Illich niet alleen in verband met onderwijs; ook de medische wereld, het verkeer, de techniek en het aanwenden van energie ontsnapten niet aan zijn kritiek. De monopolievorming binnen de farmaceutische industrie is een mooie illustratie van zijn basistelling. Een initiatief dat oorspronkelijk bedoeld was om burgers een goede gezondheid te bezorgen, probeert nu aan de burgers zoveel mogelijk nieuwe en vaak zeer discutabele producten op te dringen.

Illich bracht echter niet alleen kritiek, hij had ook alternatieven klaar. In Tools for conviviality, vertaald als Naar een nieuwe levensstijl. Voorwaarden voor gelukkiger samenleven, stelt hij sociale werktuigen voor waarmee burgers hun samenleving democratisch kunnen opbouwen. Illich gebruikt bewust een zeer brede definitie van ‘werktuigen’, die zowel huisvesting, rechtssysteem, gezondheidszorg, onderwijssysteem als het politieke bestel omvatten.

Steenachtige aarde

Illichs ideeën werden onlangs terug geactualiseerd door filosoof Sylvain De Bleeckere en architect Roel De Ridder die in hun boek Het open kerkgebouw convivialiteit als uitgangpunt nemen om de vrijgekomen kerkruimtes op een democratische buurtgerichte manier een nieuw leven te bezorgen. Toch prijs ik me gelukkig om de maatschappijkritische Illich life te hebben kunnen meemaken, want gaandeweg – de tijdgeest was aan het veranderen – begonnen de zaden van zijn boodschap steeds meer op steenachtige aarde te vallen.

Zo drukte de Nederlandse filosoof Hans Achterhuis het uit, die de inleiding schreef voor De rivieren ten noorden van de toekomst en die bevriend was met de Oostenrijker. Vanaf het midden van de jaren tachtig vond er een omslag in het denken van Ivan Illich plaats. In De rivieren ten noorden van de toekomst spreekt vooral de theoloog en historicus die zich had teruggetrokken met teksten uit de twaalfde eeuw, waar volgens hem de wortels van de moderne instituties gegroeid zijn. Vandaar de ondertitel van dit boek: ‘laatste gesprekken over religie en samenleving met David Caley’, een Canadese radiomaker die Illich ook in de jaren tachtig had leren kennen.

Theoloog en historicus

Wie in De rivieren ten noorden van de toekomst de maatschappijcriticus en combattieve pleiter voor een andere levensstijl verwacht, komt bedrogen uit. Caley spreekt met Ivan Illich over zijn stelling dat de specifieke eigenheid van de moderne maatschappij alleen kan worden begrepen als het resultaat van een perverse poging om de christelijke boodschap te institutionaliseren. Om dat te illustreren zegt Illich dat volgens hem de parabel van de barmhartige Samaritaan verkeerd geïnterpreteerd wordt. De goede Samaritaan helpt zijn naaste, maar wie is dat?

Illich: ‘Wat Jezus zei, zo begrijp ik het althans, was: mijn naaste is wie ik als naaste kies, niet wie ik als naaste moet kiezen. Wie mijn naaste zou moeten zijn, laat zich op geen enkele wijze categoriseren.’ En hij besluit: ‘Wij moeten ons vandaag de Samaritaan voorstellen als een Palestijn die een gewone Jood te hulp schiet. Hij is iemand die niet alleen afwijkt van de ethische voorkeur om voor zijn mensen op te komen, maar die een soort verraad pleegt door zich om een vijand te bekommeren.’ Met deze benadering komt Illich zeer dicht bij het werk van de Franse filosoof Emannuel Levinas en de petite bonté, de kleine goedheid, van de mens die zich aangesproken voelt door het ‘gelaat van de andere’.

Het bederf van het beste

De neerslag van al die gesprekken tussen Illich en Caley is de kern van het eerste en omvangrijkste deel van dit boek dat niet toevallig ‘Het bederf van het beste is het ergste’ heet. Caley heeft de urenlange monologen van Illich over theologische onderwerpen opgetekend en in de ik-vorm laten staan. Enkele jaren voor zijn dood in 2002, Illich was toen al ziek, maakte Caley een nieuwe radioserie met Illich die, achteraf uitgeschreven in de vraag-en-antwoord-vorm, als nabeschouwing in een tweede deel van dit boek is opgenomen en dat daardoor gemakkelijker leest dan het eerste deel.

Waar komt die prachtige titel De rivieren ten noorden van de toekomst vandaan? Het is een verwijzing naar een gedicht van Paul Celan die Illich erg bewonderde. Het gedicht spreekt over een hoop op een ‘nog-niet’, een tijd en plaats die niet bereikbaar zijn door een eenvoudige projectie vanuit het heden, aangezien het ten noorden van de toekomst ligt. Het had ook een uitspraak van Ernst Bloch, de filosoof van de hoop, kunnen geweest zijn.


‘De toekomst is een mensenverslindende afgod,’ noteerde Caley uit de mond van Illich. ‘Instituties hebben een toekomst… mensen hebben die niet. Mensen hebben alleen hoop.’ Caley besluit zeer mooi: ‘De toekomst als idool verzwelgt het enige ogenblik waarin de hemel ons kan overkomen: het heden. In het vooruitzien trachten we de dag van morgen af te dwingen, hoop breidt het heden uit en laat een toekomst ontstaan ten noorden van de toekomst.’

Ondanks de zeer grote journalistieke inspanningen van David Caley is dit geen gemakkelijk boek geworden, maar wel de boeiende getuigenis – Caley spreekt zelfs van een testament – van een zoekende mens die als historicus en theoloog diepe wegen van de geest heeft verkend. Het is zonder meer de grote verdienste van uitgeverij Pelckmans, en van Paul Beliën en Leon Otto De Vries als vertalers, dat dit Illich-testament nu ook in het Nederlands beschikbaar is.

Ivan Illich, De rivieren ten noorden van de toekomst, laatste gesprekken over religie en samenleving met David Cayley, Pelckmans/Klement, Kalmthout, 2014, 271 blz. ISBN 978-90-289-7888-1
… (meer)
 
Gemarkeerd
aitastaes | Apr 23, 2015 |
Over dichters als Rimbaud wordt wel eens gezegd dat ze visionair zijn. Mijn vraag is dan: wat is hun visie? Het is toch niet omdat je een nieuwe beeldspraak uitvindt, een andere manier van spreken dat je daarom een visionair kan worden genoemd? Wat heb je te zeggen over de mens en de maatschappij, dat lijkt me heel wat belangrijker.
Het boek van Illich is wellicht enkel nog in de ramsj te verkrijgen – ik kon het tweedehands vinden via Oxfam Bookshop in Gent - en het dateert oorspronkelijk uit 1970, ’71 (tweede versie). Daardoor is het inderdaad wat gedateerd: Illich schrijft zijn visioen op een moment dat het internet nog niet was ontwikkeld.
Zijn vertrekpunt is dat een aantal essentiële waarden zijn geïnstitutionaliseerd en daardoor zijn veranderd in een on-waarde. Het leger pretendeert de vrede te bevorderen maar doet dit door oorlog te voeren. De schoolplicht betekent in vele gevallen de dood van de leergierigheid en van de bereidheid om aan belangstellenden iets door te geven, een kennis, een vaardigheid.
Daarom zouden de onderwijsinstellingen moeten worden vervangen door een spontaan ‘web’ van contactmogelijkheden: potentiële leerkrachten zouden via dit netwerk in contact komen met potentiële leerlingen en omgekeerd.
Het zal duidelijk zijn dat veel van wat Illich zich voorstelt in potentie gerealiseerd is door het internet: Wikipedia, blogs, informatieve sites, e-magazines, chat boxes die meer doen dan ‘chatten’ in de betekenis van kletsen.

In de leergemeenschap van Illich kan altijd en overal worden geleerd. Fabrieken zouden enkele uren per dag hun deuren moeten openstellen voor leergierigen die willen weten hoe toestellen werken en hoe ze moeten bediend worden. De arbeider of bediende zou op die manier een natuurlijke leerkracht worden.
Illich verzet zich tegen de beperkende vereiste van het diploma: diploma’s garanderen enkel dat iemand zich een aantal jaren heeft geconformeerd aan de verwachtingen van een instituut, maar ze garanderen geen hoogstaande kennis of vaardigheid en nog minder de geestdrift om deze eigenschappen door te geven.
In principe is iedereen leraar en iedereen leerling: het komt erop aan mogelijkheden te voorzien waarin beide elkaar kunnen ontmoeten en van rol kunnen wisselen.
Het laatste hoofdstuk keert terug naar de tijd van mythes: Prometheus bracht het vuur naar de mens en daarmee de illusie dat alles kan worden gemaakt en dat alles wat kan worden gemaakt daarom ook noodzakelijk en goed is. We kunnen naar de maan dus moeten we naar de maan.
We hebben een systeem opgebouwd dat niet enkel producten vervaardigt maar tegelijk de behoefte aan deze producten: ieder nieuw model van een auto of tv wekt het verlangen op om dit te kopen.
Zo is volgens Illich de hoop vervangen of weggedrukt door de verwachting: de hoop is gericht op de goedheid van de natuur en de medemens; de verwachting gaat ervan uit dat alles kan worden geproduceerd en geleverd. Dit zorgt voor een bestendige frustratie: men heeft nooit genoeg, er is altijd wel iets dat nog ontbreekt, dat men nog niet bezit of heeft meegemaakt.

De analyse van Illich lijkt me nu bijna 40 jaar later vooral een uitdaging om over een aantal zaken en over onszelf na te denken. Het spontane leren zie ik niet als een alternatief voor het geïnstitutionaliseerde (onder meer vanwege het gebrek aan controleerbaarheid van de informatie) maar het kan wel een belangrijke aanvulling zijn, zeker in het kader van de noodzaak om levenslang te leren.
De onbevredigbaarheid van het menselijk verlangen wordt door de economie weliswaar uitgebuit en versterkt, maar ze zit in ons wezen gebakken – volgens de psychoanalyse het gevolg van de verdrijving uit ‘het aards paradijs’, zijnde de moederschoot.
De vergeten dichter Prosper van Langendonck schreef: ‘vervulden wensch baart nieuwen wensch en ’t kan niet stille staan’.
De Prometheusmythe en de markteconomie (al deed de communistische volgens Illich in essentie hetzelfde) hebben van het oeverloos verlangen een bestaansreden gemaakt: de onvrede moet worden gecultiveerd anders stuikt het systeem in elkaar.
De kritische burger doorziet deze verleiding: zijn verlangen naar innerlijke rust zal hem net zo goed voortjagen maar hij weet dat het niet te sussen is met het opstapelen van bezittingen, met dwangmatig consumeren. De innerlijke bevrediging zal komen uit zaken waar geen kostenplaatje aan hangt: de vrienden en geliefden, de natuur, de fysieke beweging (die enkel tegenover de eigen mogelijkheden een concurrentiële prestatie kan zijn: de vreugde zit in het overwinnen van de eigen grenzen en niet in het verslaan van een tegenstander), de artistieke of intellectuele creatie volgens eigen begaafdheid en het spontane leerproces.
Deze innerlijke vrede kan naar mijn inzicht slechts een momentane ervaring zijn: permanent gelukkig of tevreden zijn enkel de herkauwers, de menselijke zoogdieren zonder besef van hun omgeving. De bewuste burger hinkelt van stapsteen naar stapsteen. Niemand houdt het vol zonder de stevige ondergrond van de gelukservaring, maar wie ogen heeft zal de oever blijven zien: de utopie van een uiterlijke wereld van rechtvaardigheid en veiligheid voor allen.
De uiteindelijke toets voor om het even welk systeem is de vraag of het deze utopie dichter bij haar realisatie brengt of niet. Dit slaat op de uiterlijke wereld, de innerlijke zal ook in de utopie gekenmerkt worden door conflict: het conflict van vuursteentjes die voor licht en inzicht zorgen, en zonder wrijving is er geen genot.
… (meer)
 
Gemarkeerd
aitastaes | 16 andere besprekingen | Nov 20, 2013 |
Kort pamflet met pleidooi tegen onderwijs op school. Destijds echt een hype, bevlogen maar irrealistisch.
 
Gemarkeerd
bookomaniac | 16 andere besprekingen | Oct 2, 2010 |

Lijsten

Prijzen

Misschien vindt je deze ook leuk

Gerelateerde auteurs

Harley Shaiken Contributor
A.J. Emous Translator
渡辺 京二 Translator
渡辺 梨佐 Translator
Erich Fromm Introduction
Helmut Lindemann Translator
Hervé Kempf Foreword
John McKnight Contributor
Jonathan Caplan Contributor
Ian Lister Introduction

Statistieken

Werken
72
Leden
4,134
Populariteit
#6,092
Waardering
3.9
Besprekingen
38
ISBNs
254
Talen
16
Favoriet
14

Tabellen & Grafieken