Afbeelding van de auteur.

Joan Blaeu (1596–1673)

Auteur van De grote atlas van de wereld in de 17de eeuw

38+ Werken 568 Leden 20 Besprekingen

Over de Auteur

Fotografie: Portrait of Joan Blaeu by J.van Rossum.

Reeksen

Werken van Joan Blaeu

Atlas Maior - Italia (2006) 13 exemplaren
The Blaeu Atlas of Scotland (2006) 5 exemplaren
Rotterdam 3 exemplaren
Topographia Limania 1 exemplaar

Gerelateerde werken

Tagged

Algemene kennis

Geboortedatum
1596-09-23
Overlijdensdatum
1673-05-28
Geslacht
male
Nationaliteit
Netherlands
Geboorteplaats
Alkmaar, Netherlands
Plaats van overlijden
Amsterdam, Netherlands
Woonplaatsen
Amsterdam, Netherlands
Beroepen
cartographer
Relaties
Blaeu, Willem (father)

Leden

Besprekingen

Samenvatting
De Atlas Maior - de mooiste en meest uitgebreide atlas uit de ‘Gouden eeuw’ - is opgenomen in de Canon van de Nederlandse geschiedenis. Joan Blaeu (1596 Alkmaar-1673 Amsterdam) bracht tussen 1662 en 1665 de oorspronkelijk Latijnse editie van 11 delen uit die 594 kaarten bevatte van alle werelddelen en Blaeu won daarmee van zijn concurrent Johannes Janssonius. Deze jubileumuitgave (gebonden in cassette) is een verkleinde bewerking van de 150 Euro-editie die Taschen eerder uitbracht. De introductie is geschreven door Dr. Peter van der Krogt, van de Universiteit in Utrecht. Hij bespreekt de historische en culturele context en betekenis van deze atlas, en geeft gedetailleerde beschrijvingen van de kaarten waardoor de moderne lezer in staat wordt gesteld om dit meesterwerk van Blaeu te begrijpen.… (meer)
 
Gemarkeerd
P.S.Dorpmans | 4 andere besprekingen | Oct 28, 2021 |
Enkele jaren geleden werd op het Corpus Christi College in het Engelse Oxford een verzameling VOC-zeekaarten ontdekt. De kaarten- die topgeheim waren in de tijd van de VOC- waren driehonderd jaar geleden opgeborgen en sindsdien in de vergetelheid geraakt

De VOC-kaarten aan boord werden voor de tijd van één reis meegegeven. Na het bereiken van de bestemmingshaven, moesten de kaarten weer aan wal worden ingeleverd. Bij vermissing van de geleverde VOC-kaarten werden hoge boetes uitgedeeld.

Voor het oversteken van de Indische Oceaan van Kaap de Goede Hoop naar Straat Sunda was deze overzeiler aan boord.(1). Na 1611 werd door de VOC te Amsterdam een snelle route voorgeschreven (de zogenaamde Brouwerroute). Deze route bekortte de vaartijd aanzienlijk.

Vanaf Kaap de Goede Hoop werd Oost Zuid Oost gezeild d.m.v. de windroos (2) op de kaart door de dichts bij-zijnde loxodroom te volgen ( op het kompas 67,5 graad). Deze koers werd gevolgd tot de eilandjes Amsterdam en St. Paul. Op de kaart aangegeven als "Sa Paulo". Aldaar met behulp van westelijke winden (de Roaring Forties) zo tussen de 40 & 50 graden Zuiderbreedte, werd de koers verlegd naar het Noordoosten ( op het kompas 45 graden) richting Straat Sunda.
Door een slecht bestek misten de schepen soms St.Paul en voeren zij te ver door naar het Oosten. De kans een schipbreuk op te lopen op de rifachtige kust van "t Land van Eendraght" ( Australië), geheel rechts op de kaart aangegeven. Bekend en beruchte schipbreuken zijn bijv. van de "Batavia" in 1629 en de "Vergulde Draeck" in 1656.

(1) Een kaart is de afbeelding van het aardoppervlak of van een deel ervan op een plat vlak. Aan boord kende men de "Plankaarten" met de grootste schaal; nl. > 1: 25 000 D.z. bijv. kaarten van havens.

Detailkaarten hebben een kleinere schaal; nl. tussen 1:25 000 en 1:100 000.

De schaal van kustkaarten ligt tussen 1:00 000 en 1: 500 000.

Overzeilers hebben dus een nog kleinere schaal; hierop komen weinig voor de navigatie van belang zijnde gegevens voor.

Een kaart met kleine schaal (dus kleine mijlen) heet nog wel een kaart van kleine bestek, en een kaart met grote schaal (dus grote mijlen) een kaart van groot bestek.

(2) Voor de navigatie aan boord was de windroos van groot belang. De windroos gaf de windstreken aan in de richting van waar de wind vandaan kwam. Bovenop windroos werd het Noorden aangegeven d.m.v. een Franse Lelie. Het kruis aan de windroos wijst naar het Oosten, richting Jeruzalem. Vanaf de windroos lopen altijd 32 lijnen, de windstreken (loxodromen). Vaak ook werd met behulp van een houten parallelliniaal, de koers uitgezet naar de dichtstbijzijnde passende loxodroom.

Windstreek in de Indonesische taal wordt Wind oog = Mata A'ngin. Mata = oog en a'ngin = wind.
… (meer)
 
Gemarkeerd
P.S.Dorpmans | Apr 29, 2020 |
Facsimile uitgave: Corpus Christi College in het Engelse Oxord (VOC-kaarten boven water). zie Cartografische Collectie Maritiem Museum Rotterdam.

De kaarten van de VOC waren geheim, ze werden met de hand getekend en geregistreerd om de oplage zo klein mogelijk te houden. De nautische navigatiekaarten werden voor de duur van één reis aan boord meegegeven en moesten in de aankomst haven weer worden ingeleverd om een hoge boete te kunnen voorkomen.

Nautische kaarten die een relatief klein gebied afbeelden en dus op grote schaal getekend zijn, worden groot-bestek kaarten genoemd. Dit is zo'n groot-bestek kaart en toont Sumatra met de naburige eilanden, nog net een gedeelte van Java en de westkust van Maleisië.
Nadat met behulp van de overzeiler-nautische kaart de Indische Oceaan was overgevaren, kon het voorkomen dat een VOC schip te westelijk van Straat Sunda uitkwam. Positiebepaling was op zee in de zeventiende eeuw op gegist bestek. Op de kust van Sumatra kreeg men hopelijk opdoemingen (kustverkenning - sea views) in zicht en deze kaart van Sumatra was vervolgens onontbeerlijk om de vaarroute naar Batavia via de Straat Sunda terug te vinden.

Voor de zuidkust van het eiland Sumatra liggen verschillende eilanden die aansprekende namen hadden, zoals de "Clappers eilanden" ( genoemd naar de klapperboom), "Cocos eiland", "Mosquiten eiland" en "Schildpads eiland".
Bij de westkust van Sumatra, onder het eiland Banca staan drie eilanden ingetekend waarvan het bestaan in twijfel werd getrokken. In rood staat vermeld: "men segt deses niet te sijn".

Het eiland Sumatra was voor de VOC van belang als productiegebied van vooral peper. De peper werd verbouwd in het hooggelegen binnenland (de Batak-landen) en werd door plaatselijke handelaren naar de plaatselijke markten gebracht. Op de deze kaart zijn twee belangrijke uitvoerhavens van peper te vinden, gelegen aan de noordoostkust. Allereerst Palembang aan de Palembangrivier (Musi) en vervolgens Jambi, zo'n 90 kilometer landinwaarts, aan de Jambirivier ( Bantang Hari).

"Ter Leering ende Vermaeck".

VOC-kaarten waren vooral bedoeld om op te kunnen navigeren. Geografische benamingen op de kaart, zoals "tweede höeck", "derde hoeck" en "dwars in de wegh" in de Straart Sunda zijn duidelijk vanuit het perspectief van de zeeman gekozen. Dit geld des temeer voor veel andere teksten, kleuren en symbolen.
Voor de navigatie op de nautische kaart was de windroos van belang die bijna op geen enkele kaart ontbreekt, mooi werd getekend en helder gekleurd.
Bovenaan de windroos staat altijd een Franse lelie die het Noorden aangeeft. De kruis aan de windroos die naar het Oosten wijst geeft de richting naar Jeruzalem.

De Windroos:
De windroos geeft de windstreken aan, gerekend in een streekverdeling, gewoonlijk tot in kwartstreken, in totaal 32 streken. (aan boord had men altijd een rotstreek extra).
In de Indonesische taal wordt de windroos vertaald met Mata Angin. Mata betekend Oog en Angin betekend wind.

Hoofdstreken zijn N, O (E), S, en W. De hoofdtussenstreken zijn: NE, SE, SW, en NW.
NNE, ENE, (lees ONO), ESE, SSE, SSW, WSW, WNW, en NNW heten de tussenstreken.
De overige heten zonder meer streken.

De te sturen koers en op zicht peilingen werden met een houten paralelliniaal naar de dichts bij zijnde windrooslijn, de loxodroom (rhumb line) (1) verschoven en benoemd naar de voorliggende windrichting.
De windrichting wordt altijd benoemd naar de richting van waar de wind vandaan komt.

Penkompas:

Aan boord werd d.m.v. de "Pinkompas" ook wel de "penkompas" de gezeilde koers en afgelegde weg grafische voorgesteld. Al in de 16e eeuw kwam dit in gebruik en bestond gewoonlijk uit een ronde houten schijf, waarop de 32 windstreken waren geschilderd die waren voorzien van 8 gaatjes, zijnde 8 glazen van een zee-wacht (glazen slaan). Na ieder half uur (glas c.q. zandloper) werd de gezeilde koers aangeduid, door een pennetje in het overeenstemmende gaatje van de gezeilde windstreek te steken. Na afloop van de zee-wacht kon de aldus ontstane beeldgrafiek op schrift worden gebracht in het zeejournaal.

Na 1600 werd een tweede grafiek bij de ronde schijf gevoegd, gevormd door een aantal horizontale en verticale rijen gaatjes, resp. bedoeld voor het aangeven van het aantal afgelegde zeemijlen en de tijdstippen van de meting ervan met de log, doorgaans om de twee glazen. De afgelegde zeemijlen werden genoteerd in het logboek.

Het "pinkompas" bleef algemeen in gebruik tot op het einde van de 19e eeuw, in Scandinavië tot in de 20e. eeuw. Zelfs eind vijftiger jaren werd er aan boord van het Koninklijk Onderwijsfonds voor de Scheepvaart (KOFS), op het schoolschip-instructievaartuig tweemast klipper "PRINS HENDRIK" (bouwjaar 1891) (3), de te sturen koers opgegeven aan de roerganger in windstreken en door middel van het "Pinkompas" zichtbaar vast gepind, opdat de roerganger die doorgaans twee uur achter het roer stond te sturen niet zou afdwalen van de voorliggende opgegeven koers.

Kaartpassen:

Op de paskaart kon men ook de schaalstok vinden. De schaalstok was de hulpmiddel om de afstand te kunnen afpassen. Ieder streepje op de schaalstok geeft 1 Duytsche mijl, die overeenkomt met ongeveer 7400 meter.

De loden, hun gebruik en de loods:

De belangrijkste zeilaanwijzing die de stuurman / navigator op de kaart kon vinden waren de ondieptes van het vaarwater. De zeeman is vooral geïnteresseerd naar hoeveel water hij onder de kiel van zijn schip heeft. Deze dieptecijfers zijn vooral in vadems en in voeten ( één vadem = 2 yard = 1,83 meter = 6 ft).
Aan boord was daartoe één handlood met gemerkte lijn en een zwaarlood met gemerkte lijn en de plechtgaard.(1).
De lengte van de loodlijn is afhankelijk van de diepte der te bevaren wateren.

Het handlood werd gebruikt om diepten van ten hoogste 20 á 25 vademen aan te loden. Het gewicht van het handlood varieerde van 3 1/2 tot 7 kg. Het lood had aan de onderkant een uitholling (ziel), ( net zoals bij een fles wijn), wat diende om schapenvet gemengd met varkensvet op te nemen waarmede de grondsoort werd opgehaald . Kennis van de grondsoort was bepalend voor goede ankergrond.
De handloodlijn, die 25 à 30 vademen lang is, was een 3-strengs kabelslag ongeteerde henneplijn van 18 garens. Hennep neemt snel water op! De lijn zal dus vlug zinken.

Van Leitsagher tot Loods (Piloot, pilot,).

Het oudste woord voor loods in onze taal is "Leytsage".
Het werd reeds gebruikt in de 14e eeuw.
De betekenis van Leitsagher was leidsman , gids, loods of wegzegger.

Piloot komt van het woord peillood, de navigator / stuurman aan boord die d.m.v. het loden en zijn plaatselijke kennis van het vaarwater, zijn vaarweg kon terugvinden. De loodlijn werd gemerkt met de volgende merken:
Op 3 vd, afstand van het lood: een rood lapje
Op 5 vd, afstand van het lood een wit lapje
Op 7 vd, afstand van het lood een blauw lapje
Op 10 vd, afstand van het lood een leertje met één gaatje of een knutteltje met één knoop.

Op 13, 15 en 17 vademen werden dezelfde merken aangebracht als op 3, 5 en 7 vadem. Op de 20 vadem kwam een leertje met 2 gaatjes of een knutteltje met 2 knopen.
Deze wijze van merken stelde de loods in staat de waterdiepten tot op halve- en kwart-vademen (groot of klein) te bepalen.

De piloot of loods is dus oorspronkelijk geen verkeersvlieger, gevechtsvlieger, helikoptervlieger, sportvlieger of ballonvaarder, (zie: VNV Vereniging van Nederlandse Verkeersvliegers), maar een navigator die aan boord de waterdiepten onder het schip kon vaststellen. en zelfs gezagvoerder

Het woord Piloot werd vroeger gebruikt in de plaats van loods als gids en wegwijzer. Daarnaast werd met piloot ook bedoeld: stuurman, navigatiedeskundige en zelfs gezagvoerder.(4).

(1) Een loxodroom is een lijn op aarde, die met alle meridianen gelijke hoeken maakt.
Het varen langs een loxodroom, is dus veel eenvoudiger dan het varen langs een grootcirkel.
Bijzondere loxodromen zijn de equator en de parallellen ( bij koers Oost of West) en alle meridianen (bij koers Noord of Zuid).

(2).Plechtgaard, boom waarmede de bodem van ondiep vaarwater wordt gepeild.

(3) Het KOFS schoolschip "Prins Hendrik" vaart nu nog als het charterschip "ARGUS" met als thuishaven de stad Haringvliet.

(4) Het Nederlandse piloot werd vroeger ook geschreven als pyloot of pylote. Naast het Engelse pilot en het Hoogduitse pilot werd ons woord ontleend aan het 16e eeuwse Franse pilotte, pilott of pilot, dat weer afkomstig is van het Italiaanse pilota of piloto.
… (meer)
 
Gemarkeerd
P.S.Dorpmans | Mar 30, 2020 |
De eerste grote stedenreeks verscheen in 1649 bij de Amsterdamse uitgever van boeken en kaarten Joan Blaeu. Hij beperkte zich aanvankelijk tot twee stedenboeken van de Noordelijke- en Zuidelijke Nederlanden (respectievelijk het ‘Statendeel’ en het ‘Koningsdeel’). Daarvoor gebruikte hij zoveel mogelijk origineel, actueel kaartwerk en hij liet een uitvoerige begeleidende tekst in het Latijn of, later, in het Nederlands achterop en op de bladzijden tussen de kaarten afdrukken. Het was Blaeus bedoeling uiteindelijk de kaarten van alle steden van de wereld in een grote reeks stedenboeken te bundelen. Dit ambitieuze project bleef onvoltooid. Hij slaagde er slechts in de twee Nederlandse delen aan te vullen met een reeks stedenboeken van Italië die uiteindelijk ook onvoltooid bleef. Naast de contemporaine stadsplattegronden en afbeeldingen worden die Italiaanse delen gekenmerkt door een rijkdom aan architectuurhistorische prenten van objecten uit de klassieke oudheid. Blaeu liet deze delen alleen met teksten in het Latijn verschijnen.… (meer)
 
Gemarkeerd
P.S.Dorpmans | Jun 4, 2013 |

Misschien vindt je deze ook leuk

Gerelateerde auteurs

Statistieken

Werken
38
Ook door
1
Leden
568
Populariteit
#44,051
Waardering
½ 4.4
Besprekingen
20
ISBNs
35
Talen
7

Tabellen & Grafieken